Dutch
Detailed Translations for toegepast from Dutch to Spanish
toegepast:
Translation Matrix for toegepast:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aplicado | leergier | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
aplicado | aangewend; toegepast | doorgevoerd; leergierig; studieus |
Related Words for "toegepast":
toepassen:
-
toepassen (benutten; gebruiken; aanwenden; aangrijpen)
utilizar; poner; hacer uso de; tomar en uso; aplicar; jugarse; invertir; apostar; administrar; insertar-
utilizar verbe
-
poner verbe
-
hacer uso de verbe
-
tomar en uso verbe
-
aplicar verbe
-
jugarse verbe
-
invertir verbe
-
apostar verbe
-
administrar verbe
-
insertar verbe
-
-
toepassen (gebruik maken van; gebruiken; benutten; aanwenden)
-
toepassen (bezigen; gebruiken; aanwenden)
-
toepassen
Conjugations for toepassen:
o.t.t.
- pas toe
- past toe
- past toe
- passen toe
- passen toe
- passen toe
o.v.t.
- paste toe
- paste toe
- paste toe
- pasten toe
- pasten toe
- pasten toe
v.t.t.
- heb toegepast
- hebt toegepast
- heeft toegepast
- hebben toegepast
- hebben toegepast
- hebben toegepast
v.v.t.
- had toegepast
- had toegepast
- had toegepast
- hadden toegepast
- hadden toegepast
- hadden toegepast
o.t.t.t.
- zal toepassen
- zult toepassen
- zal toepassen
- zullen toepassen
- zullen toepassen
- zullen toepassen
o.v.t.t.
- zou toepassen
- zou toepassen
- zou toepassen
- zouden toepassen
- zouden toepassen
- zouden toepassen
en verder
- ben toegepast
- bent toegepast
- is toegepast
- zijn toegepast
- zijn toegepast
- zijn toegepast
diversen
- pas toe!
- past toe!
- toegepast
- toepassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toepassen:
Synonyms for "toepassen":
Related Definitions for "toepassen":
Wiktionary Translations for toepassen:
toepassen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toepassen | → aplicar; emplear; utilizar | ↔ apply — to put to use for a purpose |
• toepassen | → implementar | ↔ implement — bring about |
• toepassen | → aplicar | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• toepassen | → practicar; emplear; aplicar | ↔ pratiquer — Traductions à trier suivant le sens. |