Dutch

Detailed Translations for toelieten from Dutch to Spanish

toelieten form of toelaten:

toelaten verbe (laat toe, liet toe, lieten toe, toegelaten)

  1. toelaten (permitteren; laten)
  2. toelaten (toestaan; laten; permitteren; )
  3. toelaten (binnen laten)
  4. toelaten (iemand toelaten)

Conjugations for toelaten:

o.t.t.
  1. laat toe
  2. laat toe
  3. laat toe
  4. laten toe
  5. laten toe
  6. laten toe
o.v.t.
  1. liet toe
  2. liet toe
  3. liet toe
  4. lieten toe
  5. lieten toe
  6. lieten toe
v.t.t.
  1. heb toegelaten
  2. hebt toegelaten
  3. heeft toegelaten
  4. hebben toegelaten
  5. hebben toegelaten
  6. hebben toegelaten
v.v.t.
  1. had toegelaten
  2. had toegelaten
  3. had toegelaten
  4. hadden toegelaten
  5. hadden toegelaten
  6. hadden toegelaten
o.t.t.t.
  1. zal toelaten
  2. zult toelaten
  3. zal toelaten
  4. zullen toelaten
  5. zullen toelaten
  6. zullen toelaten
o.v.t.t.
  1. zou toelaten
  2. zou toelaten
  3. zou toelaten
  4. zouden toelaten
  5. zouden toelaten
  6. zouden toelaten
en verder
  1. ben toegelaten
  2. bent toegelaten
  3. is toegelaten
  4. zijn toegelaten
  5. zijn toegelaten
  6. zijn toegelaten
diversen
  1. laat toe!
  2. laatt toe!
  3. toegelaten
  4. toelatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toelaten:

NounRelated TranslationsOther Translations
dejar afstappen; afzien van; neerzetten
VerbRelated TranslationsOther Translations
admitir binnen laten; laten; permitteren; toelaten afrekenen; beamen; bekennen; belonen; betalen; bevestigen; bezoldigen; billijken; binnenlaten; dokken; dulden; gedogen; goedkeuren; gunnen; gunst verlenen; honoreren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inlaten; inwilligen; naarbinnen laten; nageven; onderschrijven; salariëren; staven; toebedelen; toegang verschaffen; toekennen; toestaan; toewijzen; tolereren; vergunnen; verlenen
autorizar dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen akkoord gaan; autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; instemmen; machtigen; permitteren; ratificeren; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
conceder dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen beamen; bevestigen; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; onderschrijven; schenken; staven; toekennen; vergunnen; verlenen; verstrekken
consentir laten; permitteren; toelaten afgeven; autoriseren; beamen; bevestigen; billijken; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inleveren; onderschrijven; overhandigen; staven; toekennen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; vertroetelen; verwennen
darse el lujo de laten; permitteren; toelaten
dejar laten; permitteren; toelaten achterlaten; afhaken; aflaten; afvallen; afzeggen; afzetten; afzien van; bevrijden; droppen; ergens loslaten; eruitstappen; heengaan; hooghouden; iemand iets nalaten; in de hoogte houden; in de steek laten; in vrijheid stellen; laten uitstappen; loskrijgen; loslaten; losmaken; lostornen; nalaten; omhooghouden; opgeven; ophouden; overlaten; stoppen; tornen; uithalen; uittrekken; van de boeien ontdoen; verlaten; vermaken; veronachtzamen; vertrekken; vrijaf geven; vrijgeven; vrijlaten
dejar entrar iemand toelaten; toelaten inlaten; naar binnen laten; toegang verschaffen
dejar pasar iemand toelaten; toelaten binnenlaten; laten liggen; laten voorbijgaan; naarbinnen laten; toegang verschaffen; voorbijlaten
permitir laten; permitteren; toelaten aanleunen; aanvaarden; accepteren; akkoord gaan; autoriseren; goed vinden; gunnen; iets toekennen; in staat stellen; instemmen; mogelijk maken; permitteren; toebedelen; toekennen; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen; verlenen; veroorloven; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen
permitirse laten; permitteren; toelaten mogen

Wiktionary Translations for toelaten:

toelaten
verb
  1. niet onmogelijk maken of verbieden

Cross Translation:
FromToVia
toelaten tolerar; soportar abide — to tolerate
toelaten dar entrada; admitir admit — to allow to enter; to grant entrance
toelaten dejar entrar admit — to allow (one) to enter on an office or to enjoy a privilege
toelaten reconocer; admitir admit — to be capable of, to permit
toelaten tolerar; soportar tolerate — to allow without interference
toelaten autorizar autorisieren — jemanden berechtigen, bevollmächtigen
toelaten admitir admettrerecevoir par choix, faveur ou condescendance.
toelaten dejar laisserquitter quelqu'un ou quelque chose.
toelaten permitir permettre — Donner liberté, pouvoir de faire, de dire. (Sens général).
toelaten tolerar tolérersupporter.