Dutch
Detailed Translations for uitknijpen from Dutch to Spanish
uitknijpen:
-
uitknijpen (leeghalen; plunderen; uitzuigen; uitpersen)
-
uitknijpen (leegknijpen; uitdrukken)
Conjugations for uitknijpen:
o.t.t.
- knijp uit
- knijpt uit
- knijpt uit
- knijpen uit
- knijpen uit
- knijpen uit
o.v.t.
- kneep uit
- kneep uit
- kneep uit
- knepen uit
- knepen uit
- knepen uit
v.t.t.
- heb uitgeknepen
- hebt uitgeknepen
- heeft uitgeknepen
- hebben uitgeknepen
- hebben uitgeknepen
- hebben uitgeknepen
v.v.t.
- had uitgeknepen
- had uitgeknepen
- had uitgeknepen
- hadden uitgeknepen
- hadden uitgeknepen
- hadden uitgeknepen
o.t.t.t.
- zal uitknijpen
- zult uitknijpen
- zal uitknijpen
- zullen uitknijpen
- zullen uitknijpen
- zullen uitknijpen
o.v.t.t.
- zou uitknijpen
- zou uitknijpen
- zou uitknijpen
- zouden uitknijpen
- zouden uitknijpen
- zouden uitknijpen
en verder
- ben uitgeknepen
- bent uitgeknepen
- is uitgeknepen
- zijn uitgeknepen
- zijn uitgeknepen
- zijn uitgeknepen
diversen
- knijp uit!
- knijpt uit!
- uitgeknepen
- uitknijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitknijpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
saquear | afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken | |
vaciar | leegmaken; uitladen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
exprimir | leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen | fijnmaken; inpersen; leegknijpen; persen; platdrukken; uitpersen; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren |
pillar | leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen | beroven; betrappen; graaien; grabbelen; klemmen; knellen; leegplunderen; omklemmen; plunderen; roven; snappen; snuffelen; uitplunderen |
saquear | leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen | leegplunderen; leegroven; leegstelen; ontstelen; plunderen; roven; uitplunderen |
vaciar | leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen | afvoeren; doen wegvloeien; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; motiveren; naar buiten halen; opdrinken; ruimen; tornen; uitdeuken; uitdrinken; uithalen; uithollen; uitkloppen; uitschenken; uittrekken |