Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. uitsluitend:
  2. uitsluiten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitsluitend from Dutch to Spanish

uitsluitend:

uitsluitend adj

  1. uitsluitend (alleen; exclusief; enkel; enig)

Translation Matrix for uitsluitend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
exclusivamente alleen; enig; enkel; exclusief; uitsluitend louter
solamente alleen; enig; enkel; exclusief; uitsluitend afgezonderd; alleen maar; desolaat; eenzaam; enkel; in quarantaine; slechts; vereenzaamd; verlaten

Related Definitions for "uitsluitend":

  1. enkel en alleen1
    • deze schommel is uitsluitend voor kinderen1

Wiktionary Translations for uitsluitend:

uitsluitend
adjective
  1. geen ruimte voor andere mogelijkheden latend

Cross Translation:
FromToVia
uitsluitend exclusivamente exclusively — to the exclusion of anything or anyone else
uitsluitend sólo; solamente seulement — Uniquement, rien que… (sens général)

uitsluitend form of uitsluiten:

uitsluiten verbe (sluit uit, sloot uit, sloten uit, uitgesloten)

  1. uitsluiten (buitensluiten)
  2. uitsluiten (diskwalificeren; royeren)

Conjugations for uitsluiten:

o.t.t.
  1. sluit uit
  2. sluit uit
  3. sluit uit
  4. sluiten uit
  5. sluiten uit
  6. sluiten uit
o.v.t.
  1. sloot uit
  2. sloot uit
  3. sloot uit
  4. sloten uit
  5. sloten uit
  6. sloten uit
v.t.t.
  1. heb uitgesloten
  2. hebt uitgesloten
  3. heeft uitgesloten
  4. hebben uitgesloten
  5. hebben uitgesloten
  6. hebben uitgesloten
v.v.t.
  1. had uitgesloten
  2. had uitgesloten
  3. had uitgesloten
  4. hadden uitgesloten
  5. hadden uitgesloten
  6. hadden uitgesloten
o.t.t.t.
  1. zal uitsluiten
  2. zult uitsluiten
  3. zal uitsluiten
  4. zullen uitsluiten
  5. zullen uitsluiten
  6. zullen uitsluiten
o.v.t.t.
  1. zou uitsluiten
  2. zou uitsluiten
  3. zou uitsluiten
  4. zouden uitsluiten
  5. zouden uitsluiten
  6. zouden uitsluiten
en verder
  1. ben uitgesloten
  2. bent uitgesloten
  3. is uitgesloten
  4. zijn uitgesloten
  5. zijn uitgesloten
  6. zijn uitgesloten
diversen
  1. sluit uit!
  2. sluit uit!
  3. uitgesloten
  4. uitsluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitsluiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
descartar afschuiven; wegschuiven
eliminar doden; van kant maken; wegruimen
excluir uitzonderen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aislar buitensluiten; uitsluiten afscheiden; afsplijten; afsplitsen; afzijdig stellen; afzonderen; apart zetten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; isoleren; limiteren; toevoegen; vereenzamen
borrar diskwalificeren; royeren; uitsluiten aanrekenen; aanwrijven; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doorstrepen; gispen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; laken; nadragen; royeren; tanen; te niet doen; uitgommen; uitroeien; uitschrijven; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verbleken; vervagen; vervloeien; verwijten; vlakken; voor de voeten gooien; voorhouden; wegvagen; wegvegen; wissen
dar de baja diskwalificeren; royeren; uitsluiten iemand schrappen; inschrijving opheffen; royeren; te niet doen
descalificar diskwalificeren; royeren; uitsluiten
descartar diskwalificeren; royeren; uitsluiten afdanken; afdrijven; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; ecarteren; ricocheren; terugwijzen; verlijeren; verwaarlozen; verweren; verwerpen; verwijderen; wegcijferen; wegstemmen; weigeren; wraken
eliminar diskwalificeren; royeren; uitsluiten aanrekenen; aanwrijven; afmaken; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; doorhalen; gispen; koudmaken; laken; liquideren; nadragen; schrappen; te niet doen; uit de weg ruimen; uitroeien; verwijderen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
excluir buitensluiten; uitsluiten uitzonderen
negar la entrada buitensluiten; uitsluiten
no admitir buitensluiten; uitsluiten weghouden

Wiktionary Translations for uitsluiten:

uitsluiten
verb
  1. niet langer tot de mogelijkheden rekenen

Cross Translation:
FromToVia
uitsluiten descartar preclude — rule out
uitsluiten descartar rule out — to make something impossible