Dutch
Detailed Translations for uitzien naar from Dutch to Spanish
uitzien naar:
Conjugations for uitzien naar:
o.t.t.
- zie uit naar
- ziet uit naar
- ziet uit naar
- zien uit naar
- zien uit naar
- zien uit naar
o.v.t.
- zag uit naar
- zag uit naar
- zag uit naar
- zagen uit naar
- zagen uit naar
- zagen uit naar
v.t.t.
- heb uitgezien naar
- hebt uitgezien naar
- heeft uitgezien naar
- hebben uitgezien naar
- hebben uitgezien naar
- hebben uitgezien naar
v.v.t.
- had uitgezien naar
- had uitgezien naar
- had uitgezien naar
- hadden uitgezien naar
- hadden uitgezien naar
- hadden uitgezien naar
o.t.t.t.
- zal uitzien naar
- zult uitzien naar
- zal uitzien naar
- zullen uitzien naar
- zullen uitzien naar
- zullen uitzien naar
o.v.t.t.
- zou uitzien naar
- zou uitzien naar
- zou uitzien naar
- zouden uitzien naar
- zouden uitzien naar
- zouden uitzien naar
en verder
- ben uitgezien naar
- bent uitgezien naar
- is uitgezien naar
- zijn uitgezien naar
- zijn uitgezien naar
- zijn uitgezien naar
diversen
- zie uit naar!
- ziet uit naar!
- uitgezien naar
- uitziend naar
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitzien naar:
Noun | Related Translations | Other Translations |
esperar | afwachten; opwachten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
desear | uitkijken; uitzien; uitzien naar | begeren; hopen; op hopen zetten; spinzen; toewensen; van hoop vervuld zijn; verlangen; wensen; willen |
esperar | uitkijken; uitzien; uitzien naar | afwachten; hopen; op hopen zetten; opwachten; spinzen; tegemoetzien; uitkijken naar; van hoop vervuld zijn; verlangen; verwachten; vooruitzien; wachten |
estar deseando | uitkijken; uitzien; uitzien naar |