Dutch
Detailed Translations for van zijn stuk brengen from Dutch to Spanish
van zijn stuk brengen:
van zijn stuk brengen verbe (breng van zijn stuk, brengt van zijn stuk, bracht van zijn stuk, brachten van zijn stuk, van zijn stuk gebracht)
-
van zijn stuk brengen (verwarren; ontredderen; in de war brengen)
Conjugations for van zijn stuk brengen:
o.t.t.
- breng van zijn stuk
- brengt van zijn stuk
- brengt van zijn stuk
- brengen van zijn stuk
- brengen van zijn stuk
- brengen van zijn stuk
o.v.t.
- bracht van zijn stuk
- bracht van zijn stuk
- bracht van zijn stuk
- brachten van zijn stuk
- brachten van zijn stuk
- brachten van zijn stuk
v.t.t.
- heb van zijn stuk gebracht
- hebt van zijn stuk gebracht
- heeft van zijn stuk gebracht
- hebben van zijn stuk gebracht
- hebben van zijn stuk gebracht
- hebben van zijn stuk gebracht
v.v.t.
- had van zijn stuk gebracht
- had van zijn stuk gebracht
- had van zijn stuk gebracht
- hadden van zijn stuk gebracht
- hadden van zijn stuk gebracht
- hadden van zijn stuk gebracht
o.t.t.t.
- zal van zijn stuk brengen
- zult van zijn stuk brengen
- zal van zijn stuk brengen
- zullen van zijn stuk brengen
- zullen van zijn stuk brengen
- zullen van zijn stuk brengen
o.v.t.t.
- zou van zijn stuk brengen
- zou van zijn stuk brengen
- zou van zijn stuk brengen
- zouden van zijn stuk brengen
- zouden van zijn stuk brengen
- zouden van zijn stuk brengen
en verder
- ben van zijn stuk gebracht
- bent van zijn stuk gebracht
- is van zijn stuk gebracht
- zijn van zijn stuk gebracht
- zijn van zijn stuk gebracht
- zijn van zijn stuk gebracht
diversen
- breng van zijn stuk!
- brengt van zijn stuk!
- van zijn stuk gebracht
- van zijn stuk brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for van zijn stuk brengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
confundir | in de war brengen; ontredderen; van zijn stuk brengen; verwarren | door elkaar halen; in de war maken; met elkaar verwarren; troebel maken; vertroebelen; verwisselen |
desconcertar | in de war brengen; ontredderen; van zijn stuk brengen; verwarren |