Dutch
Detailed Translations for vastdrukken from Dutch to Spanish
vastdrukken:
-
vastdrukken (aandrukken)
Conjugations for vastdrukken:
o.t.t.
- druk vast
- drukt vast
- drukt vast
- drukken vast
- drukken vast
- drukken vast
o.v.t.
- drukte vast
- drukte vast
- drukte vast
- drukten vast
- drukten vast
- drukten vast
v.t.t.
- heb vastgedrukt
- hebt vastgedrukt
- heeft vastgedrukt
- hebben vastgedrukt
- hebben vastgedrukt
- hebben vastgedrukt
v.v.t.
- had vastgedrukt
- had vastgedrukt
- had vastgedrukt
- hadden vastgedrukt
- hadden vastgedrukt
- hadden vastgedrukt
o.t.t.t.
- zal vastdrukken
- zult vastdrukken
- zal vastdrukken
- zullen vastdrukken
- zullen vastdrukken
- zullen vastdrukken
o.v.t.t.
- zou vastdrukken
- zou vastdrukken
- zou vastdrukken
- zouden vastdrukken
- zouden vastdrukken
- zouden vastdrukken
en verder
- ben vastgedrukt
- bent vastgedrukt
- is vastgedrukt
- zijn vastgedrukt
- zijn vastgedrukt
- zijn vastgedrukt
diversen
- druk vast!
- drukt vast!
- vastgedrukt
- vastdrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vastdrukken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
apretar | aanschroeven; afklemmen; afknijpen; vastschroeven | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
apretar | aandrukken; vastdrukken | afklemmen; afknellen; afknijpen; bedenken; comprimeren; drukken; fantaseren; indrukken; induwen; ineen duwen; knellen; met gespannen voorwerp omsluiten; nijpen; omspannen; overspannen; persen; proppen; samenballen; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; uitdenken; vastknijpen; verdichten; verzinnen; voorwenden |