Dutch
Detailed Translations for verhinderen from Dutch to Spanish
verhinderen:
-
verhinderen (beletten; belemmeren; voorkomen; voorkómen)
impedir; bloquear; obstaculizar; levantar barricadas en-
impedir verbe
-
bloquear verbe
-
obstaculizar verbe
-
levantar barricadas en verbe
-
-
verhinderen (belemmeren; beletten)
-
verhinderen (onmogelijk maken)
frustrar; impedir; desbaratar; estorbar; dificultar; importunar; hacer imposible-
frustrar verbe
-
impedir verbe
-
desbaratar verbe
-
estorbar verbe
-
dificultar verbe
-
importunar verbe
-
hacer imposible verbe
-
-
verhinderen (verijdelen)
Conjugations for verhinderen:
o.t.t.
- verhinder
- verhindert
- verhindert
- verhinderen
- verhinderen
- verhinderen
o.v.t.
- verhinderde
- verhinderde
- verhinderde
- verhinderden
- verhinderden
- verhinderden
v.t.t.
- heb verhinderd
- hebt verhinderd
- heeft verhinderd
- hebben verhinderd
- hebben verhinderd
- hebben verhinderd
v.v.t.
- had verhinderd
- had verhinderd
- had verhinderd
- hadden verhinderd
- hadden verhinderd
- hadden verhinderd
o.t.t.t.
- zal verhinderen
- zult verhinderen
- zal verhinderen
- zullen verhinderen
- zullen verhinderen
- zullen verhinderen
o.v.t.t.
- zou verhinderen
- zou verhinderen
- zou verhinderen
- zouden verhinderen
- zouden verhinderen
- zouden verhinderen
en verder
- ben verhinderd
- bent verhinderd
- is verhinderd
- zijn verhinderd
- zijn verhinderd
- zijn verhinderd
diversen
- verhinder!
- verhindert!
- verhinderd
- verhinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verhinderen:
Wiktionary Translations for verhinderen:
verhinderen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verhinderen | → retener | ↔ abstain — hinder, withhold |
• verhinderen | → prevenir; evitar; disuadir | ↔ deter — to prevent something from happening |
• verhinderen | → entorpecer; impedir; estorbar | ↔ hinder — to delay or impede movement |
• verhinderen | → impedir; prevenir | ↔ prevent — to keep from happening |
• verhinderen | → impedir; evitar | ↔ verhindern — (transitiv) bewirken, dass etwas nicht geschieht oder dass jemand etwas nicht tun kann |
• verhinderen | → impedir; prevenir | ↔ empêcher — entraver quelqu’un dans la réalisation de quelque chose. |