Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. vernis:
  2. vernissen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vernis from Dutch to Spanish

vernis:

vernis [de ~ (m)] nom

  1. de vernis (laklaag; lak)
    la capa de laca
  2. de vernis
    el barniz

Translation Matrix for vernis:

NounRelated TranslationsOther Translations
barniz vernis einde; eindpunt; eindstreep; fineer; finish; finishlijn; glanslak; glansverf; heiigheid; lakverf; meet; waas
capa de laca lak; laklaag; vernis

Wiktionary Translations for vernis:

vernis
noun
  1. een oplossing van filmvormende stoffen in vluchtige oplosmiddelen die gebruikt wordt voor de bescherming van o.a. hout, metaal en verf

vernis form of vernissen:

vernissen verbe (vernis, vernist, verniste, vernisten, vernist)

  1. vernissen (lakken)

Conjugations for vernissen:

o.t.t.
  1. vernis
  2. vernist
  3. vernist
  4. vernissen
  5. vernissen
  6. vernissen
o.v.t.
  1. verniste
  2. verniste
  3. verniste
  4. vernisten
  5. vernisten
  6. vernisten
v.t.t.
  1. heb vernist
  2. hebt vernist
  3. heeft vernist
  4. hebben vernist
  5. hebben vernist
  6. hebben vernist
v.v.t.
  1. had vernist
  2. had vernist
  3. had vernist
  4. hadden vernist
  5. hadden vernist
  6. hadden vernist
o.t.t.t.
  1. zal vernissen
  2. zult vernissen
  3. zal vernissen
  4. zullen vernissen
  5. zullen vernissen
  6. zullen vernissen
o.v.t.t.
  1. zou vernissen
  2. zou vernissen
  3. zou vernissen
  4. zouden vernissen
  5. zouden vernissen
  6. zouden vernissen
diversen
  1. vernis!
  2. vernist!
  3. vernist
  4. vernissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vernissen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
barnizar lakken; vernissen
pintar con laca lakken; vernissen

Wiktionary Translations for vernissen:

vernissen
verb
  1. iets voorzien van een laag vernis