Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- verschijnen:
-
Wiktionary:
- verschijnen → aparecer, presentarse, comparecer
- verschijnen → aparecer, comparecer, tincar, ocurrir, presentarse, parecer, figurársele, ponerse en pie, levantarse, asomar
-
User Contributed Translations for verschijnen:
- aparacer
Dutch
Detailed Translations for verschijnen from Dutch to Spanish
verschijnen:
-
verschijnen (aan het licht komen; voordoen; voor de dag komen)
aparecer; mostrarse; presentarse; ocurrir; comparecer; acontecer; resultar-
aparecer verbe
-
mostrarse verbe
-
presentarse verbe
-
ocurrir verbe
-
comparecer verbe
-
acontecer verbe
-
resultar verbe
-
-
verschijnen (opdagen; opkomen; opduiken)
aparecer; acudir; presentarse; mostrarse-
aparecer verbe
-
acudir verbe
-
presentarse verbe
-
mostrarse verbe
-
Conjugations for verschijnen:
o.t.t.
- verschijn
- verschijnt
- verschijnt
- verschijnen
- verschijnen
- verschijnen
o.v.t.
- verscheen
- verscheen
- verscheen
- verschenen
- verschenen
- verschenen
v.t.t.
- ben verschenen
- bent verschenen
- is verschenen
- zijn verschenen
- zijn verschenen
- zijn verschenen
v.v.t.
- was verschenen
- was verschenen
- was verschenen
- waren verschenen
- waren verschenen
- waren verschenen
o.t.t.t.
- zal verschijnen
- zult verschijnen
- zal verschijnen
- zullen verschijnen
- zullen verschijnen
- zullen verschijnen
o.v.t.t.
- zou verschijnen
- zou verschijnen
- zou verschijnen
- zouden verschijnen
- zouden verschijnen
- zouden verschijnen
diversen
- verschijn!
- verschijnt!
- verschenen
- verschijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verschijnen
Translation Matrix for verschijnen:
Synonyms for "verschijnen":
Antonyms for "verschijnen":
Related Definitions for "verschijnen":
Wiktionary Translations for verschijnen:
verschijnen
Cross Translation:
verb
-
aan het licht treden, zichtbaar worden
- verschijnen → aparecer; presentarse
-
voor het gerecht verschijnen
- verschijnen → comparecer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verschijnen | → aparecer | ↔ appear — To come or be in sight; to be in view; to become visible |
• verschijnen | → aparecer | ↔ appear — To come before the public |
• verschijnen | → comparecer | ↔ appear — To stand in presence of some authority, tribunal, or superior person, to answer a charge, plead a cause, or the like |
• verschijnen | → tincar; ocurrir | ↔ occur — meet or come to the mind |
• verschijnen | → presentarse | ↔ report — military: to appear or present oneself |
• verschijnen | → aparecer | ↔ apparaître — Devenir visible ; se manifester. |
• verschijnen | → parecer; figurársele; aparecer | ↔ paraître — exposer à la vue, se faire ou se laisser voir, se manifester. |
• verschijnen | → ponerse en pie; levantarse; asomar; aparecer | ↔ surgir — Traductions à trier suivant le sens |