Dutch

Detailed Translations for verschoten from Dutch to Spanish

verschoten:


Translation Matrix for verschoten:

NounRelated TranslationsOther Translations
blanco doel; doelschijf; doelwit; mikpunt; schietschijf
desgastado verlopen
vago arbeidsschuw; flierefluiter; klooier; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; luiaard; luilak; luiwammes; slampamper
ModifierRelated TranslationsOther Translations
agotado bleek; flauw; flets; verschoten aan stress lijdend; afgemat; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; geblust; gestresst; hondsmoe; ijdel; leeg; loos; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; ongevuld; op; overspannen; oververmoeid; overwerkt; uitdrukkingsloos; uitgeblust; uitgeput; uitgeteld; uitverkocht; volgeboekt; wezenloos
blanco bleek; flauw; flets; verschoten blanco; blank; bleek; bleek van gelaatskleur; loos; ongelakt; pips; vrij; wit; wit van huidskleur; zonder taak
caduco bleek; flauw; flets; verschoten
canoso bleek; flauw; flets; verschoten grijs; grijsharig; vergrijsd
descolorido bleek; flauw; flets; verschoten bleek; flauw; flets; grauw; kleurloos; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; pips; vaag; vaal; vagelijk; wazig
desgastado bleek; flauw; flets; verschoten afgedragen; afgeleefd; afgesleten; afgetrapt; doorgesleten; oud; sleets; uitgesleten; versleten; vervallen; verweerd
deslucido bleek; flauw; flets; verschoten bleek; grauw; ontsierd; pips; vaal
desmudado bleek; flauw; flets; verschoten
desteñido bleek; flauw; flets; verschoten
difuso bleek; flauw; flets; verschoten diffuus; vaag waarneembaar
débil bleek; flauw; flets; verschoten arm; armetierig; berooid; breekbaar; broos; flauw; flauwtjes; fragiel; gammel; gebrekkig; hulpvragend; hulpzoekend; knullig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; machteloos; onbeholpen; onhandig; onmachtig; pover; schutterig; slap; slapjes; slungelig; steunzoekend; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wankel; wrak; zwak; zwakjes
enfermizo bleek; flauw; flets; verschoten bleekjes; flauw; flauwtjes; krukkig; onbeholpen; ongezond; onhandig; pathologisch; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; spuugmisselijk; spuugzat; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig; wee; ziekelijk; ziekjes; zwak; zwakjes
flojo bleek; flauw; flets; verschoten beroerd; bleekjes; breekbaar; broos; deplorabel; dun; ellendig; energieloos; flauwtjes; fragiel; futloos; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; lusteloos; mager; mals; mat; meelijwekkend; miserabel; niet stevig; onbeholpen; onhandig; pips; schraal; schriel; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wankel; wee; week; ziekelijk; zwak
gastado bleek; flauw; flets; verschoten afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; besteed; gespendeerd; oud; uitgegeven; uitgeleefd; verbruikt; versleten; verteerd; vervallen
gris bleek; flauw; flets; verschoten druilerig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsharig; miezerig; vaal
incoloro bleek; flauw; flets; verschoten blank; bleek; grauw; kleurloos; ongekleurd; ongelakt; pips; vaal; wit; wit van huidskleur
lejano bleek; flauw; flets; verschoten afgelegen; ver; veraf; verafgelegen
lánguido bleek; flauw; flets; verschoten armetierig; futloos; hunkerend; kwijnend; lamlendig; lusteloos; mat; reikhalzend; slap; smachtend; verlangend
lívido bleek; flauw; flets; verschoten bleek; grauw; pips; vaal
manoseado bleek; flauw; flets; verschoten beduimeld; bevingerd; gevingerd
mustio bleek; flauw; flets; verschoten
pardo bleek; flauw; flets; verschoten grauw; grauwkleurig; grijs; vaal
plomizo bleek; flauw; flets; verschoten grauw; loodgrijs; loodkleurig; vaal
pálido bleek; flauw; flets; verschoten blank; bleek; bleek van gelaatskleur; bleekjes; flets; grauwkleurig; grijs; kleurloos; mat; ongelakt; pips; slap; slapjes; wee; wit; wit van huidskleur; ziekelijk; zwak
sin color bleek; flauw; flets; verschoten blank; bleek; grauw; kleurloos; ongekleurd; pips; vaal
soso bleek; flauw; flets; verschoten afgezaagd; daas; dof; eentonig; flauw; geesteloos; mat; melig; monotoon; muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; saai; slaapverwekkend; smakeloos; soezerig; suf; verschaald; versuft; vervelend; zonder smaak; zouteloos
tenue bleek; flauw; flets; verschoten grauw; vaal
vago bleek; flauw; flets; verschoten beneveld; dreigend; duister; eng; flauw; heiig; huiveringwekkend; louche; luguber; lui; mistig; nevelachtig; nevelig; niet doorzichtig; niet duidelijk; niet helder; niet zeker; niets doend; onbepaald; onbestemd; onbetrouwbaar; ondoorzichtig; onduidelijk; ongewis; onguur; onheilspellend; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; onvast; schemerig; schimmig; sinister; troebel; vaag; vagelijk; verdacht; wazig; wollig

verschoten form of verschieten:

verschieten verbe (verschiet, verschoot, verschoten, verschoten)

  1. verschieten (vaal worden; vervagen; vervalen; verkleuren)

Conjugations for verschieten:

o.t.t.
  1. verschiet
  2. verschiet
  3. verschiet
  4. verschieten
  5. verschieten
  6. verschieten
o.v.t.
  1. verschoot
  2. verschoot
  3. verschoot
  4. verschoten
  5. verschoten
  6. verschoten
v.t.t.
  1. heb verschoten
  2. hebt verschoten
  3. heeft verschoten
  4. hebben verschoten
  5. hebben verschoten
  6. hebben verschoten
v.v.t.
  1. had verschoten
  2. had verschoten
  3. had verschoten
  4. hadden verschoten
  5. hadden verschoten
  6. hadden verschoten
o.t.t.t.
  1. zal verschieten
  2. zult verschieten
  3. zal verschieten
  4. zullen verschieten
  5. zullen verschieten
  6. zullen verschieten
o.v.t.t.
  1. zou verschieten
  2. zou verschieten
  3. zou verschieten
  4. zouden verschieten
  5. zouden verschieten
  6. zouden verschieten
diversen
  1. verschiet!
  2. verschiet!
  3. verschoten
  4. verschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verschieten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
empalidecer vaal worden; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen bleek worden; tanen; verbleken; vervagen; wit worden
palidecer vaal worden; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen bleek worden; verbleken; wit wegtrekken; wit worden
ponerse pálido vaal worden; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen bleek worden; verbleken; wit worden