Summary


Dutch

Detailed Translations for vervlakken from Dutch to Spanish

vervlakken:

vervlakken verbe (vervlak, vervlakt, vervlakte, vervlakten, vervlakt)

  1. vervlakken (afstompen)

Conjugations for vervlakken:

o.t.t.
  1. vervlak
  2. vervlakt
  3. vervlakt
  4. vervlakken
  5. vervlakken
  6. vervlakken
o.v.t.
  1. vervlakte
  2. vervlakte
  3. vervlakte
  4. vervlakten
  5. vervlakten
  6. vervlakten
v.t.t.
  1. ben vervlakt
  2. bent vervlakt
  3. is vervlakt
  4. zijn vervlakt
  5. zijn vervlakt
  6. zijn vervlakt
v.v.t.
  1. was vervlakt
  2. was vervlakt
  3. was vervlakt
  4. waren vervlakt
  5. waren vervlakt
  6. waren vervlakt
o.t.t.t.
  1. zal vervlakken
  2. zult vervlakken
  3. zal vervlakken
  4. zullen vervlakken
  5. zullen vervlakken
  6. zullen vervlakken
o.v.t.t.
  1. zou vervlakken
  2. zou vervlakken
  3. zou vervlakken
  4. zouden vervlakken
  5. zouden vervlakken
  6. zouden vervlakken
diversen
  1. vervlak!
  2. vervlakt!
  3. vervlakt
  4. vervlakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vervlakken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
atontarse afstompen; vervlakken versuffen
embotar afstompen; vervlakken
embotarse afstompen; vervlakken
embrutecerse afstompen; vervlakken
entorpecer afstompen; vervlakken kazen; krachteloos maken; kwaad doen; nadelig zijn; ontwrichten; schaden; verlammen
entorpecerse afstompen; vervlakken
igualar afstompen; vervlakken bijschaven; effenen; egaliseren; evenaren; fonkelen; gelijk trekken; gelijkkomen; gelijkmaken; gladmaken; glimmen; glinsteren; nivelleren; perfectioneren; vlak maken
nivelar afstompen; vervlakken effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; vlak maken