Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verworden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verworden from Dutch to Spanish

verworden:

verworden verbe (verword, verwordt, verwerd, verwerden, verworden)

  1. verworden (degenereren; achteruitgaan; verderven)
  2. verworden (ontaarden; degenereren; achteruitgaan; verderven)

Conjugations for verworden:

o.t.t.
  1. verword
  2. verwordt
  3. verwordt
  4. verworden
  5. verworden
  6. verworden
o.v.t.
  1. verwerd
  2. verwerd
  3. verwerd
  4. verwerden
  5. verwerden
  6. verwerden
v.t.t.
  1. ben verworden
  2. bent verworden
  3. is verworden
  4. zijn verworden
  5. zijn verworden
  6. zijn verworden
v.v.t.
  1. was verworden
  2. was verworden
  3. was verworden
  4. waren verworden
  5. waren verworden
  6. waren verworden
o.t.t.t.
  1. zal verworden
  2. zult verworden
  3. zal verworden
  4. zullen verworden
  5. zullen verworden
  6. zullen verworden
o.v.t.t.
  1. zou verworden
  2. zou verworden
  3. zou verworden
  4. zouden verworden
  5. zouden verworden
  6. zouden verworden
diversen
  1. verword!
  2. verwordt!
  3. verworden
  4. verwordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verworden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arruinar achteruitgaan; degenereren; verderven; verworden corrumperen; iets bederven; te gronde richten; verderven; verkankeren; vernielen; verpesten; verwoesten
degenerar achteruitgaan; degenereren; verderven; verworden afrotten; bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken
degenerarse achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken
malograr achteruitgaan; degenereren; verderven; verworden afbreken; bederven; dwarsbomen; dwarsliggen; in de war sturen; nekken; ruineren; ruïneren; slopen; tegenwerken; vernielen; vernietigen; verprutsen; verwoesten; verzieken

Wiktionary Translations for verworden:

verworden
verb
  1. ten kwade veranderen in iets

Cross Translation:
FromToVia
verworden corromper corrupt — to change from good to bad