Dutch
Detailed Translations for voortging from Dutch to Spanish
voortgaan:
-
voortgaan (doorgaan; continueren; voortzetten; vervolgen; aanhouden; verdergaan)
-
voortgaan (doorlopen; verdergaan; verder lopen; avanceren)
Conjugations for voortgaan:
o.t.t.
- ga voort
- gaat voort
- gaat voort
- gaan voort
- gaan voort
- gaan voort
o.v.t.
- ging voort
- ging voort
- ging voort
- gingen voort
- gingen voort
- gingen voort
v.t.t.
- ben voortgegaan
- bent voortgegaan
- is voortgegaan
- zijn voortgegaan
- zijn voortgegaan
- zijn voortgegaan
v.v.t.
- was voortgegaan
- was voortgegaan
- was voortgegaan
- waren voortgegaan
- waren voortgegaan
- waren voortgegaan
o.t.t.t.
- zal voortgaan
- zult voortgaan
- zal voortgaan
- zullen voortgaan
- zullen voortgaan
- zullen voortgaan
o.v.t.t.
- zou voortgaan
- zou voortgaan
- zou voortgaan
- zouden voortgaan
- zouden voortgaan
- zouden voortgaan
diversen
- ga voort!
- gaat voort!
- voortgegaan
- voortgaan
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voortgaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
acelerar el paso | avanceren; doorlopen; verder lopen; verdergaan; voortgaan | |
continuar | aanhouden; continueren; doorgaan; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten | aanhouden; continueren; doorgaan; doorrijden; doorwerken; doorzetten; een stapje verder gaan; prolongeren; standhouden; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren; voortzetten |
seguir | aanhouden; continueren; doorgaan; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten | achternagaan; achternalopen; bijhouden; continueren; doorgaan; doorwerken; een stapje verder gaan; gehoorzamen; gevolg geven aan; imiteren; komen na; luisteren; nabootsen; nadoen; nakomen; nalopen; navolgen; opvolgen; prolongeren; verdergaan; vervolgen; volgen; voortzetten |