Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. wandelen:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for wandelen:
    • senderismo


Dutch

Detailed Translations for wandelen from Dutch to Spanish

wandelen:

wandelen verbe (wandel, wandelt, wandelde, wandelden, gewandeld)

  1. wandelen (kuieren; lopen; slenteren; rondslenteren)

Conjugations for wandelen:

o.t.t.
  1. wandel
  2. wandelt
  3. wandelt
  4. wandelen
  5. wandelen
  6. wandelen
o.v.t.
  1. wandelde
  2. wandelde
  3. wandelde
  4. wandelden
  5. wandelden
  6. wandelden
v.t.t.
  1. heb gewandeld
  2. hebt gewandeld
  3. heeft gewandeld
  4. hebben gewandeld
  5. hebben gewandeld
  6. hebben gewandeld
v.v.t.
  1. had gewandeld
  2. had gewandeld
  3. had gewandeld
  4. hadden gewandeld
  5. hadden gewandeld
  6. hadden gewandeld
o.t.t.t.
  1. zal wandelen
  2. zult wandelen
  3. zal wandelen
  4. zullen wandelen
  5. zullen wandelen
  6. zullen wandelen
o.v.t.t.
  1. zou wandelen
  2. zou wandelen
  3. zou wandelen
  4. zouden wandelen
  5. zouden wandelen
  6. zouden wandelen
en verder
  1. ben gewandeld
  2. bent gewandeld
  3. is gewandeld
  4. zijn gewandeld
  5. zijn gewandeld
  6. zijn gewandeld
diversen
  1. wandel!
  2. wandelt!
  3. gewandeld
  4. wandelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wandelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
caminar geloop; lopen
VerbRelated TranslationsOther Translations
callejear kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; slenteren; slungelen
calumniar kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen belasteren; beschimpen; honen; kwaadspreken; lasteren; roddelen; smaden; verguizen
caminar kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
deambular kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen aan de zwerf zijn; dolen; drentelen; dwalen; flaneren; omzwerven; ronddarren; ronddolen; ronddwalen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondzwerven; slenteren; waren; zwerven
ir a pie kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; beroeren; bewegen; in beweging brengen
pasear kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; omzwerven; ronddarren; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondwaren; rondzwalken; zwerven
pasear lentamente kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; slenteren
pasearse kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; flaneren

Related Definitions for "wandelen":

  1. lopen voor je ontspanning1
    • de toeristen wandelden door de stad1

Wiktionary Translations for wandelen:

wandelen
verb
  1. een wandeling maken

Cross Translation:
FromToVia
wandelen senderismo hiking — walking
wandelen vagar roam — wander freely
wandelen pasearse; pasear stroll — wander on foot
wandelen caminar; andar walk — move on the feet
wandelen caminar; pasear walk — to travel a distance by walking
wandelen pasear; deambular spazierengemächlich gehen zum Zwecke der Entspannung und Zerstreuung
wandelen pasear; pasearse se promener — Marcher, aller à pied, à cheval, en voiture, etc.

Related Translations for wandelen