Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- zoek:
- zoeken:
-
Wiktionary:
- zoeken → buscar
- zoeken → buscar, sondear buscando, escarnecer, investigar, explorar, examinar
Dutch
Detailed Translations for zoek from Dutch to Spanish
zoek:
Translation Matrix for zoek:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
desaparecido | kwijt; verloren; vermist; weg; zoek | foetsie; kwijt; spoorloos; verdwaald; verdwenen; verloren; weg |
zoeken:
-
zoeken (afzoeken; zien te vinden)
– proberen het of hem te vinden 1 -
zoeken
-
zoeken
Conjugations for zoeken:
o.t.t.
- zoek
- zoekt
- zoekt
- zoeken
- zoeken
- zoeken
o.v.t.
- zocht
- zocht
- zocht
- zochten
- zochten
- zochten
v.t.t.
- heb gezocht
- hebt gezocht
- heeft gezocht
- hebben gezocht
- hebben gezocht
- hebben gezocht
v.v.t.
- had gezocht
- had gezocht
- had gezocht
- hadden gezocht
- hadden gezocht
- hadden gezocht
o.t.t.t.
- zal zoeken
- zult zoeken
- zal zoeken
- zullen zoeken
- zullen zoeken
- zullen zoeken
o.v.t.t.
- zou zoeken
- zou zoeken
- zou zoeken
- zouden zoeken
- zouden zoeken
- zouden zoeken
diversen
- zoek!
- zoekt!
- gezocht
- zoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zoeken:
Antonyms for "zoeken":
Related Definitions for "zoeken":
Wiktionary Translations for zoeken:
zoeken
Cross Translation:
verb
-
proberen te vinden
- zoeken → buscar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zoeken | → buscar | ↔ look — to search |
• zoeken | → buscar | ↔ look for — search; seek |
• zoeken | → buscar | ↔ search — to look throughout (a place) for something |
• zoeken | → buscar; sondear buscando | ↔ search — (followed by "for") to look thoroughly |
• zoeken | → buscar | ↔ seek — to try to find |
• zoeken | → buscar | ↔ suchen — transitiv, auch mit nach: sich bemühen, etwas oder jemanden zu finden, das oder der verloren oder versteckt ist |
• zoeken | → buscar | ↔ chercher — Se donner du mouvement, du soin, de la peine pour découvrir quelqu’un ou quelque chose (Sens général) |
• zoeken | → escarnecer | ↔ railler — plaisanter quelqu’un ou quelque chose, lui parler ou en parler avec moquerie. |
• zoeken | → buscar; investigar; explorar; examinar | ↔ rechercher — (1) |