Dutch
Detailed Translations for kladden from Dutch to French
kladden:
-
kladden (kalken)
scribouiller; barbouiller; gribouiller-
scribouiller verbe (scribouille, scribouilles, scribouillons, scribouillez, scribouillent, scribouillais, scribouillait, scribouillions, scribouilliez, scribouillaient, scribouillai, scribouillas, scribouilla, scribouillâmes, scribouillâtes, scribouillèrent, scribouillerai, scribouilleras, scribouillera, scribouillerons, scribouillerez, scribouilleront)
-
barbouiller verbe (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, barbouillent, barbouillais, barbouillait, barbouillions, barbouilliez, barbouillaient, barbouillai, barbouillas, barbouilla, barbouillâmes, barbouillâtes, barbouillèrent, barbouillerai, barbouilleras, barbouillera, barbouillerons, barbouillerez, barbouilleront)
-
gribouiller verbe (gribouille, gribouilles, gribouillons, gribouillez, gribouillent, gribouillais, gribouillait, gribouillions, gribouilliez, gribouillaient, gribouillai, gribouillas, gribouilla, gribouillâmes, gribouillâtes, gribouillèrent, gribouillerai, gribouilleras, gribouillera, gribouillerons, gribouillerez, gribouilleront)
-
-
kladden (morsen; knoeien; vlekken)
salir; tacher; faire des taches-
salir verbe (salis, salit, salissons, salissez, salissent, salissais, salissait, salissions, salissiez, salissaient, salîmes, salîtes, salirent, salirai, saliras, salira, salirons, salirez, saliront)
-
tacher verbe (tache, taches, tachons, tachez, tachent, tachais, tachait, tachions, tachiez, tachaient, tachai, tachas, tacha, tachâmes, tachâtes, tachèrent, tacherai, tacheras, tachera, tacherons, tacherez, tacheront)
-
faire des taches verbe
-
Conjugations for kladden:
o.t.t.
- klad
- kladt
- kladt
- kladden
- kladden
- kladden
o.v.t.
- kladde
- kladde
- kladde
- kladden
- kladden
- kladden
v.t.t.
- heb geklad
- hebt geklad
- heeft geklad
- hebben geklad
- hebben geklad
- hebben geklad
v.v.t.
- had geklad
- had geklad
- had geklad
- hadden geklad
- hadden geklad
- hadden geklad
o.t.t.t.
- zal kladden
- zult kladden
- zal kladden
- zullen kladden
- zullen kladden
- zullen kladden
o.v.t.t.
- zou kladden
- zou kladden
- zou kladden
- zouden kladden
- zouden kladden
- zouden kladden
en verder
- is geklad
diversen
- klad!
- kladt!
- geklad
- kladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kladden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
barbouiller | kalken; kladden | aanrommelen; aanrotzooien; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip |
faire des taches | kladden; knoeien; morsen; vlekken | bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen |
gribouiller | kalken; kladden | kladderen; kliederen; klodderen; neerkladden |
salir | kladden; knoeien; morsen; vlekken | afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; een smet werpen op; ontluisteren; smerig worden; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vies worden; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken |
scribouiller | kalken; kladden | kalken; pennen; schrijven |
tacher | kladden; knoeien; morsen; vlekken | afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; smetten; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken |
Related Words for "kladden":
klad:
-
de klad (proefversie; kladwerk)
le griffonnage; le brouillon; la tache; le gribouillage; le cahier de brouillon; le cahier de brouillons