Dutch
Detailed Translations for delven from Dutch to French
delven:
-
delven (graven)
creuser; fouiller le sol; fouir le sol-
creuser verbe (creuse, creuses, creusons, creusez, creusent, creusais, creusait, creusions, creusiez, creusaient, creusai, creusas, creusa, creusâmes, creusâtes, creusèrent, creuserai, creuseras, creusera, creuserons, creuserez, creuseront)
-
fouiller le sol verbe
-
fouir le sol verbe
-
Conjugations for delven:
o.t.t.
- delf
- delft
- delft
- delven
- delven
- delven
o.v.t.
- delfde
- delfde
- delfde
- delfden
- delfden
- delfden
v.t.t.
- heb gedelft
- hebt gedelft
- heeft gedelft
- hebben gedelft
- hebben gedelft
- hebben gedelft
v.v.t.
- had gedelft
- had gedelft
- had gedelft
- hadden gedelft
- hadden gedelft
- hadden gedelft
o.t.t.t.
- zal delven
- zult delven
- zal delven
- zullen delven
- zullen delven
- zullen delven
o.v.t.t.
- zou delven
- zou delven
- zou delven
- zouden delven
- zouden delven
- zouden delven
en verder
- is gedelft
- zijn gedelft
diversen
- delf!
- delft!
- gedelft
- delvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for delven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
creuser | zich geheel verdiepen in | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
creuser | delven; graven | doorgraven; uitdiepen; uitgraven; uithollen; verdiepen |
fouiller le sol | delven; graven | |
fouir le sol | delven; graven |
Related Definitions for "delven":
Wiktionary Translations for delven:
delven
Cross Translation:
verb
delven
-
gravend iets winnen
- delven → creuser
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
- abattre → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• delven | → creuser | ↔ dig — to move hard-packed earth out of the way |