Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afleiden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afleiden from Dutch to French

afleiden:

afleiden verbe (leid af, leidt af, leidde af, leidden af, afgeleid)

  1. afleiden (deduceren)
    déduire; dériver; conclure
    • déduire verbe (déduis, déduit, déduisons, déduisez, )
    • dériver verbe (dérive, dérives, dérivons, dérivez, )
    • conclure verbe (conclus, conclut, concluons, concluez, )

Conjugations for afleiden:

o.t.t.
  1. leid af
  2. leidt af
  3. leidt af
  4. leiden af
  5. leiden af
  6. leiden af
o.v.t.
  1. leidde af
  2. leidde af
  3. leidde af
  4. leidden af
  5. leidden af
  6. leidden af
v.t.t.
  1. heb afgeleid
  2. hebt afgeleid
  3. heeft afgeleid
  4. hebben afgeleid
  5. hebben afgeleid
  6. hebben afgeleid
v.v.t.
  1. had afgeleid
  2. had afgeleid
  3. had afgeleid
  4. hadden afgeleid
  5. hadden afgeleid
  6. hadden afgeleid
o.t.t.t.
  1. zal afleiden
  2. zult afleiden
  3. zal afleiden
  4. zullen afleiden
  5. zullen afleiden
  6. zullen afleiden
o.v.t.t.
  1. zou afleiden
  2. zou afleiden
  3. zou afleiden
  4. zouden afleiden
  5. zouden afleiden
  6. zouden afleiden
diversen
  1. leid af!
  2. leidt af!
  3. afgeleid
  4. afleidende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afleiden [znw.] nom

  1. afleiden (deduceren)
    la déduction; la dérivation

Translation Matrix for afleiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
déduction afleiden; deduceren aftrek; aftrekking; baisse; deductie; deflatie; het aftrekken; prijsdaling; prijsverlaging; substractie; van elkaar aftrekken; vermindering
dérivation afleiden; deduceren aftakken; vertakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
conclure afleiden; deduceren afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; concluderen; een einde maken aan; een gevolgtrekking maken; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; laatste gedeelte afmaken; naar einde toewerken; ophouden; opmaken uit; stoppen; volbrengen; volmaken; voltooien
déduire afleiden; deduceren afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen
dériver afleiden; deduceren spruiten; voortspruiten
- opmaken

Synonyms for "afleiden":


Related Definitions for "afleiden":

  1. ervoor zorgen dat de aandacht ergens anders op gericht wordt1
    • Jan is erg druk met de zaak bezig, we moeten hem wat afleiden1
  2. woorden vormen uit andere woorden1
    • het woord 'Nederlander' is afgeleid van 'Nederland'1
  3. het begrijpen uit iets anders1
    • uit zijn woorden leid ik af dat hij haast heeft1

Wiktionary Translations for afleiden:

afleiden
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. détourner de quelque application.
  3. soustraire d’une somme à payer telle ou telle fraction qui n’est pas à verser.
  4. Tirer son origine de quelque part
  5. Être issu par dérivation propre ou impropre
  6. Sortir de, être issu de quelque chose

Cross Translation:
FromToVia
afleiden déduire; conclure derive — deduce (a conclusion) by reasoning
afleiden dériver derive — find the derivation of (a word or phrase)
afleiden dériver derive — create (a compound) from another by means of a reaction
afleiden déduire; raisonner elicit — To use logic to arrive at truth.
afleiden biaiser skew — to change or alter in a particular direction

Related Translations for afleiden