Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: bestemming

Dutch and French Search Results for: bestemming

Summary

Dutch to French: more detail...

bestemming:
- destinataire; destin; destinée; récepteur; sort; destination; destination de voyage; but du voyage; terminus; gare terminus; arrêt final; localisation du transport; affectation
Wiktionary:
- bestemming → destination, destinée
- bestemming → destination, arrivée

Dutch

Detailed Translations for bestemming from Dutch to French

bestemming:

bestemming [de ~ (v)] nom

de bestemming (geadresseerde)
le destinataire; le destin; la destinée; le récepteur; le sort
- destinataire [le ~] nom
- destin [le ~] nom
- destinée [la ~] nom
- récepteur [le ~] nom
- sort [le ~] nom
de bestemming (reisbestemming; eindpunt; doel)
la destination; la destination de voyage
- destination [la ~] nom
- destination de voyage [la ~] nom
de bestemming (reisdoel)
la destination; le but du voyage
- destination [la ~] nom
- but du voyage [le ~] nom
de bestemming (uiteindelijke doel; eindpunt; eindstation; eindhalte)
le terminus; la gare terminus; l'arrêt final
- terminus [le ~] nom
- gare terminus [la ~] nom
- arrêt final [le ~] nom
de bestemming
localisation du transport
- localisation du transport
de bestemming
l'affectation
- affectation [la ~] nom

Translation Matrix for bestemming:

Noun	Related Translations	Other Translations
affectation	bestemming	aanstellerij; geaffecteerdheid; geaffekteerdheid; gekunsteldheid; gemaaktheid; toewijzing; toneel
arrêt final	bestemming; eindhalte; eindpunt; eindstation; uiteindelijke doel	eindstation; kopstation
but du voyage	bestemming; reisdoel	lot; lotsbestemming
destin	bestemming; geadresseerde	levenslot; noodlot; ongelukkig lot
destinataire	bestemming; geadresseerde	hij die ontvangt; iemand aan wie iets gegeven wordt; ontvanger
destination	bestemming; doel; eindpunt; reisbestemming; reisdoel	doel; doel-; doeleinde; doelvoorziening; intentie; inzet; lot; lotsbestemming; moedwil; streven; voornemen
destination de voyage	bestemming; doel; eindpunt; reisbestemming
destinée	bestemming; geadresseerde	levenslot
gare terminus	bestemming; eindhalte; eindpunt; eindstation; uiteindelijke doel	eindstation; kopstation
récepteur	bestemming; geadresseerde	hij die ontvangt; iemand aan wie iets gegeven wordt; ontvanger; recipiënt; sink; telefoonhoorn
sort	bestemming; geadresseerde	levenslot; noodlot; ongelukkig lot
terminus	bestemming; eindhalte; eindpunt; eindstation; uiteindelijke doel	eindhalte; eindstation; kopstation; laatste halte
Other	Related Translations	Other Translations
localisation du transport	bestemming
Modifier	Related Translations	Other Translations
récepteur		receptief

Wiktionary Translations for bestemming:

bestemming

noun

emploi auquel une personne ou une chose devoir affecter ou usage qu’on en peut faire.
- destination → bestemming; lotsbestemming; lot; voorland
destin particulier d’une personne ou d’une chose.
- destinée → fortuin; lot; levenslot; bestemming; lotsbestemming; voorland

Cross Translation:

From	To	Via
• bestemming	→ destination; arrivée	↔ destination — the place set for the end of a journey, or to which something is sent