Summary
Dutch to French: more detail...
- vooruitstrevend:
- vooruitstreven:
-
Wiktionary:
- vooruitstrevend → pointu
Dutch
Detailed Translations for vooruitstrevend from Dutch to French
vooruitstrevend:
-
vooruitstrevend (progressief; geavanceerd)
Translation Matrix for vooruitstrevend:
Related Words for "vooruitstrevend":
Wiktionary Translations for vooruitstrevend:
vooruitstreven:
vooruitstreven verbe (streef vooruit, streeft vooruit, streefde vooruit, streefden vooruit, vooruitgestreven)
-
vooruitstreven
avancer; progresser-
avancer verbe (avance, avances, avançons, avancez, avancent, avançais, avançait, avancions, avanciez, avançaient, avançai, avanças, avança, avançâmes, avançâtes, avancèrent, avancerai, avanceras, avancera, avancerons, avancerez, avanceront)
-
progresser verbe (progresse, progresses, progressons, progressez, progressent, progressais, progressait, progressions, progressiez, progressaient, progressai, progressas, progressa, progressâmes, progressâtes, progressèrent, progresserai, progresseras, progressera, progresserons, progresserez, progresseront)
-
Conjugations for vooruitstreven:
o.t.t.
- streef vooruit
- streeft vooruit
- streeft vooruit
- streven vooruit
- streven vooruit
- streven vooruit
o.v.t.
- streefde vooruit
- streefde vooruit
- streefde vooruit
- streefden vooruit
- streefden vooruit
- streefden vooruit
v.t.t.
- heb vooruitgestreven
- hebt vooruitgestreven
- heeft vooruitgestreven
- hebben vooruitgestreven
- hebben vooruitgestreven
- hebben vooruitgestreven
v.v.t.
- had vooruitgestreven
- had vooruitgestreven
- had vooruitgestreven
- hadden vooruitgestreven
- hadden vooruitgestreven
- hadden vooruitgestreven
o.t.t.t.
- zal vooruitstreven
- zult vooruitstreven
- zal vooruitstreven
- zullen vooruitstreven
- zullen vooruitstreven
- zullen vooruitstreven
o.v.t.t.
- zou vooruitstreven
- zou vooruitstreven
- zou vooruitstreven
- zouden vooruitstreven
- zouden vooruitstreven
- zouden vooruitstreven
diversen
- streef vooruit!
- streeft vooruit!
- vooruitgestreven
- vooruitstrevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze