Dutch
Detailed Translations for waarschuwen from Dutch to French
waarschuwen:
-
waarschuwen (vermanen; berispen; manen; terechtwijzen)
admonester; réprimander-
admonester verbe (admoneste, admonestes, admonestons, admonestez, admonestent, admonestais, admonestait, admonestions, admonestiez, admonestaient, admonestai, admonestas, admonesta, admonestâmes, admonestâtes, admonestèrent, admonesterai, admonesteras, admonestera, admonesterons, admonesterez, admonesteront)
-
réprimander verbe (réprimande, réprimandes, réprimandons, réprimandez, réprimandent, réprimandais, réprimandait, réprimandions, réprimandiez, réprimandaient, réprimandai, réprimandas, réprimanda, réprimandâmes, réprimandâtes, réprimandèrent, réprimanderai, réprimanderas, réprimandera, réprimanderons, réprimanderez, réprimanderont)
-
-
waarschuwen (van iets in kennis stellen; informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; tippen; inlichten)
mettre au courant de; notifier; annoncer; inquiéter; faire connaître; porter à la connaissance de; mettre en garde contre; publier; s'annoncer-
mettre au courant de verbe
-
notifier verbe (notifie, notifies, notifions, notifiez, notifient, notifiais, notifiait, notifiions, notifiiez, notifiaient, notifiai, notifias, notifia, notifiâmes, notifiâtes, notifièrent, notifierai, notifieras, notifiera, notifierons, notifierez, notifieront)
-
annoncer verbe (annonce, annonces, annonçons, annoncez, annoncent, annonçais, annonçait, annoncions, annonciez, annonçaient, annonçai, annonças, annonça, annonçâmes, annonçâtes, annoncèrent, annoncerai, annonceras, annoncera, annoncerons, annoncerez, annonceront)
-
inquiéter verbe (inquiète, inquiètes, inquiétons, inquiétez, inquiètent, inquiétais, inquiétait, inquiétions, inquiétiez, inquiétaient, inquiétai, inquiétas, inquiéta, inquiétâmes, inquiétâtes, inquiétèrent, inquiéterai, inquiéteras, inquiétera, inquiéterons, inquiéterez, inquiéteront)
-
faire connaître verbe
-
mettre en garde contre verbe
-
publier verbe (publie, publies, publions, publiez, publient, publiais, publiait, publiions, publiiez, publiaient, publiai, publias, publia, publiâmes, publiâtes, publièrent, publierai, publieras, publiera, publierons, publierez, publieront)
-
s'annoncer verbe
-
-
waarschuwen
Conjugations for waarschuwen:
o.t.t.
- waarschuw
- waarschuwt
- waarschuwt
- waarschuwen
- waarschuwen
- waarschuwen
o.v.t.
- waarschuwde
- waarschuwde
- waarschuwde
- waarschuwden
- waarschuwden
- waarschuwden
v.t.t.
- heb gewaarschuwd
- hebt gewaarschuwd
- heeft gewaarschuwd
- hebben gewaarschuwd
- hebben gewaarschuwd
- hebben gewaarschuwd
v.v.t.
- had gewaarschuwd
- had gewaarschuwd
- had gewaarschuwd
- hadden gewaarschuwd
- hadden gewaarschuwd
- hadden gewaarschuwd
o.t.t.t.
- zal waarschuwen
- zult waarschuwen
- zal waarschuwen
- zullen waarschuwen
- zullen waarschuwen
- zullen waarschuwen
o.v.t.t.
- zou waarschuwen
- zou waarschuwen
- zou waarschuwen
- zouden waarschuwen
- zouden waarschuwen
- zouden waarschuwen
diversen
- waarschuw!
- waarschuwt!
- gewaarschuwd
- waarschuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for waarschuwen:
Related Definitions for "waarschuwen":
Wiktionary Translations for waarschuwen:
waarschuwen
Cross Translation:
verb
waarschuwen
verb
-
informer quelqu’un de quelque chose.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• waarschuwen | → avertir | ↔ caution — to warn |
• waarschuwen | → notifier | ↔ notify — (transitive) To give (someone) notice of (something) |
• waarschuwen | → avertir; alerter | ↔ warn — to make someone aware of impending danger |