Dutch
Detailed Translations for mijden from Dutch to French
mijden:
-
mijden (uit de weg gaan; vermijden; ontlopen; ontwijken)
éviter; échapper à-
éviter verbe (évite, évites, évitons, évitez, évitent, évitais, évitait, évitions, évitiez, évitaient, évitai, évitas, évita, évitâmes, évitâtes, évitèrent, éviterai, éviteras, évitera, éviterons, éviterez, éviteront)
-
échapper à verbe
-
Conjugations for mijden:
o.t.t.
- mijd
- mijdt
- mijdt
- mijden
- mijden
- mijden
o.v.t.
- meed
- meed
- meed
- meden
- meden
- meden
v.t.t.
- heb gemeden
- hebt gemeden
- heeft gemeden
- hebben gemeden
- hebben gemeden
- hebben gemeden
v.v.t.
- had gemeden
- had gemeden
- had gemeden
- hadden gemeden
- hadden gemeden
- hadden gemeden
o.t.t.t.
- zal mijden
- zult mijden
- zal mijden
- zullen mijden
- zullen mijden
- zullen mijden
o.v.t.t.
- zou mijden
- zou mijden
- zou mijden
- zouden mijden
- zouden mijden
- zouden mijden
en verder
- ben gemeden
- bent gemeden
- is gemeden
- zijn gemeden
- zijn gemeden
- zijn gemeden
diversen
- mijd!
- mijdt!
- gemeden
- mijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
mijden (trachten te ontkomen aan; ontwijken; mijding; omtrekkende beweging; ontlopen)
-
mijden (vermijden; ontwijken; vermijding; ontlopen; schuwen; verhoeden)
Translation Matrix for mijden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fait d'éviter | mijden; ontlopen; ontwijken; schuwen; verhoeden; vermijden; vermijding | |
tentative de s'échapper | mijden; mijding; omtrekkende beweging; ontlopen; ontwijken; trachten te ontkomen aan | |
tracé | mijden; mijding; omtrekkende beweging; ontlopen; ontwijken; trachten te ontkomen aan | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
échapper à | mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden | aan iemands aandacht ontgaan; de plaat poetsen; deserteren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; floepen; glippen; hem smeren; het leger ontvluchten; losbreken; ontgaan; ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen; uitwijken voor iets; wegglippen; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken |
éviter | mijden; ontlopen; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden | omzeilen; ontduiken; ontlopen; ontwijken; uitwijken voor iets; vermijden |