Summary
Dutch to French: more detail...
- uitgooien:
-
Wiktionary:
- uitgooien → précipiter
- uitgooien → lancer
Dutch
Detailed Translations for uitgooien from Dutch to French
uitgooien:
-
uitgooien (uitwerpen)
flanquer à la porte; exclure; jeter dehors; expulser; éjecter; vider-
flanquer à la porte verbe
-
exclure verbe (exclus, exclut, excluons, excluez, excluent, excluais, excluait, excluions, excluiez, excluaient, exclûmes, exclûtes, exclurent, exclurai, excluras, exclura, exclurons, exclurez, excluront)
-
jeter dehors verbe
-
expulser verbe (expulse, expulses, expulsons, expulsez, expulsent, expulsais, expulsait, expulsions, expulsiez, expulsaient, expulsai, expulsas, expulsa, expulsâmes, expulsâtes, expulsèrent, expulserai, expulseras, expulsera, expulserons, expulserez, expulseront)
-
éjecter verbe (éjecte, éjectes, éjectons, éjectez, éjectent, éjectais, éjectait, éjections, éjectiez, éjectaient, éjectai, éjectas, éjecta, éjectâmes, éjectâtes, éjectèrent, éjecterai, éjecteras, éjectera, éjecterons, éjecterez, éjecteront)
-
vider verbe (vide, vides, vidons, videz, vident, vidais, vidait, vidions, vidiez, vidaient, vidai, vidas, vida, vidâmes, vidâtes, vidèrent, viderai, videras, videra, viderons, viderez, videront)
-
Conjugations for uitgooien:
o.t.t.
- gooi uit
- gooit uit
- gooit uit
- gooien uit
- gooien uit
- gooien uit
o.v.t.
- gooide uit
- gooide uit
- gooide uit
- gooiden uit
- gooiden uit
- gooiden uit
v.t.t.
- heb uitgegooid
- hebt uitgegooid
- heeft uitgegooid
- hebben uitgegooid
- hebben uitgegooid
- hebben uitgegooid
v.v.t.
- had uitgegooid
- had uitgegooid
- had uitgegooid
- hadden uitgegooid
- hadden uitgegooid
- hadden uitgegooid
o.t.t.t.
- zal uitgooien
- zult uitgooien
- zal uitgooien
- zullen uitgooien
- zullen uitgooien
- zullen uitgooien
o.v.t.t.
- zou uitgooien
- zou uitgooien
- zou uitgooien
- zouden uitgooien
- zouden uitgooien
- zouden uitgooien
en verder
- ben uitgegooid
- bent uitgegooid
- is uitgegooid
- zijn uitgegooid
- zijn uitgegooid
- zijn uitgegooid
diversen
- gooi uit!
- gooit uit!
- uitgegooid
- uitgooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze