Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vergeven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vergeven from Dutch to French

vergeven:

vergeven verbe (vergeef, vergeeft, vergaf, vergaven, vergeven)

  1. vergeven (vergiffenis schenken)
    pardonner; excuser
    • pardonner verbe (pardonne, pardonnes, pardonnons, pardonnez, )
    • excuser verbe (excuse, excuses, excusons, excusez, )
  2. vergeven (weggeven; wegschenken)
    donner; faire cadeau de
    • donner verbe (donne, donnes, donnons, donnez, )

Conjugations for vergeven:

o.t.t.
  1. vergeef
  2. vergeeft
  3. vergeeft
  4. vergeven
  5. vergeven
  6. vergeven
o.v.t.
  1. vergaf
  2. vergaf
  3. vergaf
  4. vergaven
  5. vergaven
  6. vergaven
v.t.t.
  1. heb vergeven
  2. hebt vergeven
  3. heeft vergeven
  4. hebben vergeven
  5. hebben vergeven
  6. hebben vergeven
v.v.t.
  1. had vergeven
  2. had vergeven
  3. had vergeven
  4. hadden vergeven
  5. hadden vergeven
  6. hadden vergeven
o.t.t.t.
  1. zal vergeven
  2. zult vergeven
  3. zal vergeven
  4. zullen vergeven
  5. zullen vergeven
  6. zullen vergeven
o.v.t.t.
  1. zou vergeven
  2. zou vergeven
  3. zou vergeven
  4. zouden vergeven
  5. zouden vergeven
  6. zouden vergeven
diversen
  1. vergeef!
  2. vergeeft!
  3. vergeven
  4. vergevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vergeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
donner weggeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
donner vergeven; weggeven; wegschenken aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; declareren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; offreren; overgeven; overhandigen; presenteren; reiken; schenken; ten huwelijk geven; toebrengen; toedragen; toesteken; toevoeren; uithuwelijken; uithuwen; verlenen; verstrekken; wegschenken; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven
excuser vergeven; vergiffenis schenken bagatelliseren; excuseren; goedpraten; rechtpraten; rechtvaardigen; verantwoorden; vergoelijken; verschonen; wettigen
faire cadeau de vergeven; weggeven; wegschenken
pardonner vergeven; vergiffenis schenken excuseren; vergoelijken; verschonen

Wiktionary Translations for vergeven:

vergeven
verb
  1. vergiffenis schenken
  2. vergiftigen
vergeven
verb
  1. disculper dans une certaine mesure, présenter une personne ou une action comme moins coupable qu’elle ne sembler.
  2. Traductions à trier suivant le sens
  3. accorder le pardon d’une faute commettre, ne garder aucun ressentiment d’une injure recevoir. — usage En ce sens il a toujours le nom de la chose pour complément direct et le nom de la personne pour complément indirect avec la préposition.

Cross Translation:
FromToVia
vergeven absoudre absolve — set free
vergeven absoudre absolve — pronounce free or give absolution
vergeven absoudre absolve — theology: pronounce free or give absolution from sin
vergeven pardonner condone — to forgive
vergeven excuser; pardonner excuse — forgive, pardon
vergeven pardonner forgive — transitive, to pardon
vergeven pardonner; effacer vergeben — jemandem eine Schuld verzeihen
vergeven pardonner; excuser verzeihen — jemandem etwas nachsehen