Dutch
Detailed Translations for voorvoelen from Dutch to French
voorvoelen:
-
voorvoelen (aanvoelen)
ressentir; sentir; pressentir; apercevoir; éprouver; se rendre compte de-
ressentir verbe (ressens, ressent, ressentons, ressentez, ressentent, ressentais, ressentait, ressentions, ressentiez, ressentaient, ressentis, ressentit, ressentîmes, ressentîtes, ressentirent, ressentirai, ressentiras, ressentira, ressentirons, ressentirez, ressentiront)
-
sentir verbe (sens, sent, sentons, sentez, sentent, sentais, sentait, sentions, sentiez, sentaient, sentis, sentit, sentîmes, sentîtes, sentirent, sentirai, sentiras, sentira, sentirons, sentirez, sentiront)
-
pressentir verbe (pressens, pressent, pressentons, pressentez, pressentent, pressentais, pressentait, pressentions, pressentiez, pressentaient, pressentis, pressentit, pressentîmes, pressentîtes, pressentirent, pressentirai, pressentiras, pressentira, pressentirons, pressentirez, pressentiront)
-
apercevoir verbe (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, aperçoivent, apercevais, apercevait, apercevions, aperceviez, apercevaient, aperçus, aperçut, aperçûmes, aperçûtes, aperçurent, apercevrai, apercevras, apercevra, apercevrons, apercevrez, apercevront)
-
éprouver verbe (éprouve, éprouves, éprouvons, éprouvez, éprouvent, éprouvais, éprouvait, éprouvions, éprouviez, éprouvaient, éprouvai, éprouvas, éprouva, éprouvâmes, éprouvâtes, éprouvèrent, éprouverai, éprouveras, éprouvera, éprouverons, éprouverez, éprouveront)
-
se rendre compte de verbe
-
Conjugations for voorvoelen:
o.t.t.
- voorvoel
- voorvoelt
- voorvoelt
- voorvoelen
- voorvoelen
- voorvoelen
o.v.t.
- voorvoelde
- voorvoelde
- voorvoelde
- voorvoelden
- voorvoelden
- voorvoelden
v.t.t.
- heb voorvoeld
- hebt voorvoeld
- heeft voorvoeld
- hebben voorvoeld
- hebben voorvoeld
- hebben voorvoeld
v.v.t.
- had voorvoeld
- had voorvoeld
- had voorvoeld
- hadden voorvoeld
- hadden voorvoeld
- hadden voorvoeld
o.t.t.t.
- zal voorvoelen
- zult voorvoelen
- zal voorvoelen
- zullen voorvoelen
- zullen voorvoelen
- zullen voorvoelen
o.v.t.t.
- zou voorvoelen
- zou voorvoelen
- zou voorvoelen
- zouden voorvoelen
- zouden voorvoelen
- zouden voorvoelen
diversen
- voorvoel!
- voorvoelt!
- voorvoeld
- voorvoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorvoelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
apercevoir | aanvoelen; voorvoelen | aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te horen krijgen; te zien krijgen; turen; vernemen; voelen; waarnemen; zien |
pressentir | aanvoelen; voorvoelen | |
ressentir | aanvoelen; voorvoelen | beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen |
se rendre compte de | aanvoelen; voorvoelen | bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; ontwaren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien |
sentir | aanvoelen; voorvoelen | beleven; ervaren; gewaarworden; iets voelen; ondervinden; voelen |
éprouver | aanvoelen; voorvoelen | beleven; beproeven; doormaken; ervaren; ervaren als; experimenteren; gewaarworden; horen; keuren; lijden; ondervinden; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; te horen krijgen; testen; uitproberen; vernemen; voelen |