Summary


Dutch

Detailed Translations for lok from Dutch to French

lok:

lok [de ~] nom

  1. de lok (haarlok)
    la boucle; la mèche; le frison

Translation Matrix for lok:

NounRelated TranslationsOther Translations
boucle haarlok; lok buiging; draai; gesp; haarkrul; kink; knoop; koppelgesp; kromming; kronkel; krul; krullende haarlok; krulletje; krulvorm; looping; lus; lusvormige kromming
frison haarlok; lok krul; krulvorm
mèche haarlok; lok boor; boormachine; haarsliert; houtboor; kaarsenpit; kousje; krul; krullende haarlok; krulletje; lampekous; lampenkatoen; lampenkousje; lampenpit; lont; ontsteking; pit

Related Words for "lok":


Wiktionary Translations for lok:

lok
noun
  1. haarlok, pluk haar

Cross Translation:
FromToVia
lok mèche lock — length of hair

lokken:

lokken verbe (lok, lokt, lokte, lokten, gelokt)

  1. lokken (aanlokken; verleiden; weglokken; )
    séduire; attirer; tenter; allécher; appâter; entraîner
    • séduire verbe (séduis, séduit, séduisons, séduisez, )
    • attirer verbe (attire, attires, attirons, attirez, )
    • tenter verbe (tente, tentes, tentons, tentez, )
    • allécher verbe (allèche, allèches, alléchons, alléchez, )
    • appâter verbe (appâte, appâtes, appâtons, appâtez, )
    • entraîner verbe (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
  2. lokken (tevoorschijn lokken; dichtbijlokken)

Conjugations for lokken:

o.t.t.
  1. lok
  2. lokt
  3. lokt
  4. lokken
  5. lokken
  6. lokken
o.v.t.
  1. lokte
  2. lokte
  3. lokte
  4. lokten
  5. lokten
  6. lokten
v.t.t.
  1. heb gelokt
  2. hebt gelokt
  3. heeft gelokt
  4. hebben gelokt
  5. hebben gelokt
  6. hebben gelokt
v.v.t.
  1. had gelokt
  2. had gelokt
  3. had gelokt
  4. hadden gelokt
  5. hadden gelokt
  6. hadden gelokt
o.t.t.t.
  1. zal lokken
  2. zult lokken
  3. zal lokken
  4. zullen lokken
  5. zullen lokken
  6. zullen lokken
o.v.t.t.
  1. zou lokken
  2. zou lokken
  3. zou lokken
  4. zouden lokken
  5. zouden lokken
  6. zouden lokken
en verder
  1. ben gelokt
  2. bent gelokt
  3. is gelokt
  4. zijn gelokt
  5. zijn gelokt
  6. zijn gelokt
diversen
  1. lok!
  2. lokt!
  3. gelokt
  4. lokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lokken [het ~] nom

  1. het lokken (verleiden)
    l'amorçage; la séduction; le charme; l'attraction

Translation Matrix for lokken:

NounRelated TranslationsOther Translations
amorçage lokken; verleiden seeding
attraction lokken; verleiden aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekking; aanvechting; attractie; bekijks; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie; seductie; temptatie; trekpleister; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
charme lokken; verleiden aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekken; aantrekking; aantrekkingskracht; aanvechting; attractiviteit; bekoorlijkheid; bekoren; bekoring; betovering; bevalligheid; charme; charmeren; fascinatie; gratie; lieflijkheid; lieftalligheid; seductie; temptatie; verleiding; verlokking; verovering; verrukkelijkheid; verzoeking
séduction lokken; verleiden aantrekken; aanvechting; begeerlijkheid; bekoren; bekoring; charmeren; seductie; temptatie; verleidelijkheid; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
VerbRelated TranslationsOther Translations
allecher dehors dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken
allécher aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
appâter aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
attirer aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken aantrekken; bekoren; bevallen; frapperen; gunst winnen; rekruteren; ronselen; verleiden
attirer dehoors dichtbijlokken; lokken; tevoorschijn lokken
entraîner aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken africhten; begeleiden; bekwamen; coachen; dier africhten; dresseren; harden; leiden; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; meevoeren; met zich meeslepen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; voeren; voorttrekken; wegvegen; wissen
séduire aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken bekoren; bevallen; gunst winnen; verleiden
tenter aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken betrachten; in verzoeking brengen; pogen; proberen; trachten
OtherRelated TranslationsOther Translations
attirer verlokken

Related Words for "lokken":


Wiktionary Translations for lokken:

lokken
Cross Translation:
FromToVia
lokken appâter bait — to attract with bait
lokken attirer tempt — to attract, allure
lokken tenter; attirer locken — jemanden mit Hilfe eines Versprechens zu einer Handlung bewegen