Summary
Dutch to French: more detail...
- toebehoren:
-
Wiktionary:
- toebehoren → appartenir
- toebehoren → accessoire
Dutch
Detailed Translations for toebehoren from Dutch to French
toebehoren:
-
het toebehoren
-
toebehoren (behoren)
appartenir à; convenir; faire partie de; être convenable; compter parmi-
appartenir à verbe
-
convenir verbe (conviens, convient, convenons, convenez, conviennent, convenais, convenait, convenions, conveniez, convenaient, convins, convint, convînmes, convîntes, convinrent, conviendrai, conviendras, conviendra, conviendrons, conviendrez, conviendront)
-
faire partie de verbe
-
être convenable verbe
-
compter parmi verbe
-
Conjugations for toebehoren:
o.t.t.
- behoor toe
- behoort toe
- behoort toe
- behoren toe
- behoren toe
- behoren toe
o.v.t.
- behoorde toe
- behoorde toe
- behoorde toe
- behoorden toe
- behoorden toe
- behoorden toe
v.t.t.
- heb toebehoord
- hebt toebehoord
- heeft toebehoord
- hebben toebehoord
- hebben toebehoord
- hebben toebehoord
v.v.t.
- had toebehoord
- had toebehoord
- had toebehoord
- hadden toebehoord
- hadden toebehoord
- hadden toebehoord
o.t.t.t.
- zal toebehoren
- zult toebehoren
- zal toebehoren
- zullen toebehoren
- zullen toebehoren
- zullen toebehoren
o.v.t.t.
- zou toebehoren
- zou toebehoren
- zou toebehoren
- zouden toebehoren
- zouden toebehoren
- zouden toebehoren
en verder
- ben toebehoord
- bent toebehoord
- is toebehoord
- zijn toebehoord
- zijn toebehoord
- zijn toebehoord
diversen
- behoor toe!
- behoort toe!
- toebehoord
- toebehorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toebehoren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
accessoires | toebehoren | accessoires; hulpstukken; rekwisieten; toneelbenodigdheden |
Verb | Related Translations | Other Translations |
appartenir à | behoren; toebehoren | behoren bij; behoren tot; thuishoren; toebehoren aan; zijn van |
compter parmi | behoren; toebehoren | behoren bij; behoren tot; toebehoren aan; zijn van |
convenir | behoren; toebehoren | aanstaan; afspreken; arrangeren; bedisselen; betamen; bevallen; bijpassen; conveniëren; deugen; gebruikelijk zijn; gelegen komen; geschikt zijn; horen; iets overeenkomen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; passend zijn; prettig vinden; regelen; schikken; stroken; stroken met; uitkomen |
faire partie de | behoren; toebehoren | behoren bij; behoren tot; thuishoren; toebehoren aan; zijn van |
être convenable | behoren; toebehoren | aanstaan; betamen; bevallen; conveniëren; deugen; gebruikelijk zijn; geschikt zijn; horen; passen; passend zijn; prettig vinden; uitkomen |
Wiktionary Translations for toebehoren:
toebehoren
Cross Translation:
verb
toebehoren
-
het eigendom zijn van
- toebehoren → appartenir
verb
-
être la propriété légitime de quelqu’un, que celui à qui est la chose l’ait en sa possession ou non.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toebehoren | → accessoire | ↔ accessory — that which belongs to something else deemed the principal, attachment |
• toebehoren | → accessoire | ↔ accessory — clothing accessory |
External Machine Translations: