Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. plamuren:
  2. plamuur:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for plamuren from Dutch to French

plamuren:

plamuren verbe (plamuur, plamuurt, plamuurde, plamuurden, geplamuurd)

  1. plamuren
    enduire
    • enduire verbe (enduis, enduit, enduisons, enduisez, )

Conjugations for plamuren:

o.t.t.
  1. plamuur
  2. plamuurt
  3. plamuurt
  4. plamuren
  5. plamuren
  6. plamuren
o.v.t.
  1. plamuurde
  2. plamuurde
  3. plamuurde
  4. plamuurden
  5. plamuurden
  6. plamuurden
v.t.t.
  1. heb geplamuurd
  2. hebt geplamuurd
  3. heeft geplamuurd
  4. hebben geplamuurd
  5. hebben geplamuurd
  6. hebben geplamuurd
v.v.t.
  1. had geplamuurd
  2. had geplamuurd
  3. had geplamuurd
  4. hadden geplamuurd
  5. hadden geplamuurd
  6. hadden geplamuurd
o.t.t.t.
  1. zal plamuren
  2. zult plamuren
  3. zal plamuren
  4. zullen plamuren
  5. zullen plamuren
  6. zullen plamuren
o.v.t.t.
  1. zou plamuren
  2. zou plamuren
  3. zou plamuren
  4. zouden plamuren
  5. zouden plamuren
  6. zouden plamuren
en verder
  1. is geplamuurd
  2. zijn geplamuurd
diversen
  1. plamuur!
  2. plamuurt!
  3. geplamuurd
  4. plamurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plamuren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
enduire plamuren bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; insmeren

Related Words for "plamuren":


Related Definitions for "plamuren":

  1. putjes en scheurtjes opvullen1
    • je moet het hout eerst plamuren voor je het verft1

Wiktionary Translations for plamuren:

plamuren
verb
  1. (met plamuur) steenachtige, houten of andere ondergronden (auto, gezicht) egaliseren of repareren

plamuren form of plamuur:

plamuur [de ~ (m)] nom

  1. de plamuur (plamuursel)
    l'enduit

Translation Matrix for plamuur:

NounRelated TranslationsOther Translations
enduit plamuur; plamuursel coating; laag
ModifierRelated TranslationsOther Translations
enduit ingesmeerd

Related Words for "plamuur":