Summary
Dutch to French: more detail...
- spruit:
- spruiten:
-
Wiktionary:
- spruit → fruit, pousse
- spruiten → chou de Bruxelles
Dutch
Detailed Translations for spruit from Dutch to French
spruit:
-
de spruit (stekje; scheut; loot)
-
de spruit (plantestekje; scheut; jonge plant; schoot; stek)
Translation Matrix for spruit:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bouture | jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje | |
rejeton | loot; scheut; spruit; stekje | afstammeling; nakomeling; telg |
Related Words for "spruit":
spruiten:
-
spruiten (uitschieten plantkunde; uitschieten)
rejeter; donner des rejets-
rejeter verbe (rejette, rejettes, rejetons, rejetez, rejettent, rejetais, rejetait, rejetions, rejetiez, rejetaient, rejetai, rejetas, rejeta, rejetâmes, rejetâtes, rejetèrent, rejetterai, rejetteras, rejettera, rejetterons, rejetterez, rejetteront)
-
donner des rejets verbe
-
-
spruiten (voortspruiten)
provenir; dériver; résulter; être issu-
provenir verbe (proviens, provient, provenons, provenez, proviennent, provenais, provenait, provenions, proveniez, provenaient, provins, provint, provînmes, provîntes, provinrent, proviendrai, proviendras, proviendra, proviendrons, proviendrez, proviendront)
-
dériver verbe (dérive, dérives, dérivons, dérivez, dérivent, dérivais, dérivait, dérivions, dériviez, dérivaient, dérivai, dérivas, dériva, dérivâmes, dérivâtes, dérivèrent, dériverai, dériveras, dérivera, dériverons, dériverez, dériveront)
-
résulter verbe
-
être issu verbe
-
-
spruiten (afstammen; voortkomen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten)
descendre de; venir de; provenir de; être originaire de; provenir; être issu de; germer-
descendre de verbe
-
venir de verbe
-
provenir de verbe
-
être originaire de verbe
-
provenir verbe (proviens, provient, provenons, provenez, proviennent, provenais, provenait, provenions, proveniez, provenaient, provins, provint, provînmes, provîntes, provinrent, proviendrai, proviendras, proviendra, proviendrons, proviendrez, proviendront)
-
être issu de verbe
-
germer verbe (germe, germes, germons, germez, germent, germais, germait, germions, germiez, germaient, germai, germas, germa, germâmes, germâtes, germèrent, germerai, germeras, germera, germerons, germerez, germeront)
-
Conjugations for spruiten:
o.t.t.
- spruit
- spruit
- spruit
- spruiten
- spruiten
- spruiten
o.v.t.
- sproot
- sproot
- sproot
- sproten
- sproten
- sproten
v.t.t.
- ben gesproten
- bent gesproten
- is gesproten
- zijn gesproten
- zijn gesproten
- zijn gesproten
v.v.t.
- was gesproten
- was gesproten
- was gesproten
- waren gesproten
- waren gesproten
- waren gesproten
o.t.t.t.
- zal spruiten
- zult spruiten
- zal spruiten
- zullen spruiten
- zullen spruiten
- zullen spruiten
o.v.t.t.
- zou spruiten
- zou spruiten
- zou spruiten
- zouden spruiten
- zouden spruiten
- zouden spruiten
diversen
- spruit!
- spruitt!
- gesproten
- spruitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het spruiten (afstammen)
Translation Matrix for spruiten:
Related Words for "spruiten":
Wiktionary Translations for spruiten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spruiten | → chou de Bruxelles | ↔ Brussels sprout — vegetable |