Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. detailleren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for detailleren from Dutch to French

detailleren:

detailleren verbe (detailleer, detailleert, detailleerde, detailleerden, gedetailleerd)

  1. detailleren
    spécifier; détailler
    • spécifier verbe (spécifie, spécifies, spécifions, spécifiez, )
    • détailler verbe (détaille, détailles, détaillons, détaillez, )

Conjugations for detailleren:

o.t.t.
  1. detailleer
  2. detailleert
  3. detailleert
  4. detailleren
  5. detailleren
  6. detailleren
o.v.t.
  1. detailleerde
  2. detailleerde
  3. detailleerde
  4. detailleerden
  5. detailleerden
  6. detailleerden
v.t.t.
  1. heb gedetailleerd
  2. hebt gedetailleerd
  3. heeft gedetailleerd
  4. hebben gedetailleerd
  5. hebben gedetailleerd
  6. hebben gedetailleerd
v.v.t.
  1. had gedetailleerd
  2. had gedetailleerd
  3. had gedetailleerd
  4. hadden gedetailleerd
  5. hadden gedetailleerd
  6. hadden gedetailleerd
o.t.t.t.
  1. zal detailleren
  2. zult detailleren
  3. zal detailleren
  4. zullen detailleren
  5. zullen detailleren
  6. zullen detailleren
o.v.t.t.
  1. zou detailleren
  2. zou detailleren
  3. zou detailleren
  4. zouden detailleren
  5. zouden detailleren
  6. zouden detailleren
en verder
  1. is gedetailleerd
  2. zijn gedetailleerd
diversen
  1. detailleer!
  2. detailleert!
  3. gedetailleerd
  4. detaillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for detailleren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
détailler detailleren nader omschrijven; preciseren; specificeren; uitwerken
spécifier detailleren specificeren

Wiktionary Translations for detailleren:


Cross Translation:
FromToVia
detailleren détailler detail — to explain in detail