Dutch

Detailed Translations for schemer from Dutch to French

schemer:

schemer [de ~ (m)] nom

  1. de schemer (schemerdonker; deemstering; halfdonker; )
    la crépuscule; l'aube; la lueur; le moment crépusculaire; la pénombre; la demi-obscurité; la lumière crépusculaire; le demi-jour

Translation Matrix for schemer:

NounRelated TranslationsOther Translations
aube deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht 't aanbreken v.d. dag; aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; ochtendgloren; ochtendstond; paddel; schoep van een scheprad; zonsopgang
crépuscule deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond; schemertijd
demi-jour deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
demi-obscurité deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
lueur deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht flakkering; flikkering; geflikker; glans; glimp; gloed; luister; schijn; schijnsel; schitteren; schittering; signaalvlam; sprankeltje; straling; vleug; vleugje; vonkje
lumière crépusculaire deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
moment crépusculaire deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond
pénombre deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht

Related Words for "schemer":


Wiktionary Translations for schemer:

schemer
noun
  1. de periode van verminderend licht tussen dag en nacht

schemer form of schemeren:

schemeren [znw.] nom

  1. schemeren (schemerdonker; deemstering; halfdonker; )
    la crépuscule; l'aube; la lueur; le moment crépusculaire; la pénombre; la demi-obscurité; la lumière crépusculaire; le demi-jour

schemeren verbe (schemer, schemert, schemerde, schemerden, geschemerd)

  1. schemeren (avond worden)

Conjugations for schemeren:

o.t.t.
  1. schemer
  2. schemert
  3. schemert
  4. schemeren
  5. schemeren
  6. schemeren
o.v.t.
  1. schemerde
  2. schemerde
  3. schemerde
  4. schemerden
  5. schemerden
  6. schemerden
v.t.t.
  1. heb geschemerd
  2. hebt geschemerd
  3. heeft geschemerd
  4. hebben geschemerd
  5. hebben geschemerd
  6. hebben geschemerd
v.v.t.
  1. had geschemerd
  2. had geschemerd
  3. had geschemerd
  4. hadden geschemerd
  5. hadden geschemerd
  6. hadden geschemerd
o.t.t.t.
  1. zal schemeren
  2. zult schemeren
  3. zal schemeren
  4. zullen schemeren
  5. zullen schemeren
  6. zullen schemeren
o.v.t.t.
  1. zou schemeren
  2. zou schemeren
  3. zou schemeren
  4. zouden schemeren
  5. zouden schemeren
  6. zouden schemeren
en verder
  1. ben geschemerd
  2. bent geschemerd
  3. is geschemerd
  4. zijn geschemerd
  5. zijn geschemerd
  6. zijn geschemerd
diversen
  1. schemer!
  2. schemert!
  3. geschemerd
  4. schemerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schemeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
aube deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht 't aanbreken v.d. dag; aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; ochtendgloren; ochtendstond; paddel; schoep van een scheprad; zonsopgang
crépuscule deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond; schemertijd
demi-jour deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
demi-obscurité deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
lueur deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht flakkering; flikkering; geflikker; glans; glimp; gloed; luister; schijn; schijnsel; schitteren; schittering; signaalvlam; sprankeltje; straling; vleug; vleugje; vonkje
lumière crépusculaire deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
moment crépusculaire deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht schemeravond
pénombre deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
VerbRelated TranslationsOther Translations
commencer à se faire nuit avond worden; schemeren

Related Words for "schemeren":


Wiktionary Translations for schemeren:

schemeren
verb
  1. donker of licht worden, tussen licht en donker zijn