Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afstuiten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afstuiten from Dutch to French

afstuiten:

afstuiten verbe (stuit af, stuitte af, stuitten af, afgestuit)

  1. afstuiten
    rebondir; ricocher
    • rebondir verbe (rebondis, rebondit, rebondissons, rebondissez, )
    • ricocher verbe (ricoche, ricoches, ricochons, ricochez, )

Conjugations for afstuiten:

o.t.t.
  1. stuit af
  2. stuit af
  3. stuit af
  4. stuiten af
  5. stuiten af
  6. stuiten af
o.v.t.
  1. stuitte af
  2. stuitte af
  3. stuitte af
  4. stuitten af
  5. stuitten af
  6. stuitten af
v.t.t.
  1. ben afgestuit
  2. bent afgestuit
  3. is afgestuit
  4. zijn afgestuit
  5. zijn afgestuit
  6. zijn afgestuit
v.v.t.
  1. was afgestuit
  2. was afgestuit
  3. was afgestuit
  4. waren afgestuit
  5. waren afgestuit
  6. waren afgestuit
o.t.t.t.
  1. zal afstuiten
  2. zult afstuiten
  3. zal afstuiten
  4. zullen afstuiten
  5. zullen afstuiten
  6. zullen afstuiten
o.v.t.t.
  1. zou afstuiten
  2. zou afstuiten
  3. zou afstuiten
  4. zouden afstuiten
  5. zouden afstuiten
  6. zouden afstuiten
diversen
  1. stuit af!
  2. stuit af!
  3. afgestuit
  4. afstuitende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afstuiten [znw.] nom

  1. afstuiten (ricocheren; afketsen; terugkaatsen)
    le ricochet

Translation Matrix for afstuiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
ricochet afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen
VerbRelated TranslationsOther Translations
rebondir afstuiten butsen; kaatsen; ketsen; opveren; terugspringen; terugstuiten
ricocher afstuiten afketsen; ketsen; ricocheren

Wiktionary Translations for afstuiten:

afstuiten