Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. verleggen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verleggen from Dutch to French

verleggen:

verleggen verbe (verleg, verlegt, verlegde, verlegden, verlegd)

  1. verleggen (iets verplaatsen)
    déplacer
    • déplacer verbe (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, )
  2. verleggen (verplaatsen; disloqueren; verschuiven; )
    déplacer; transférer; transposer
    • déplacer verbe (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, )
    • transférer verbe (transfère, transfères, transférons, transférez, )
    • transposer verbe (transpose, transposes, transposons, transposez, )

Conjugations for verleggen:

o.t.t.
  1. verleg
  2. verlegt
  3. verlegt
  4. verleggen
  5. verleggen
  6. verleggen
o.v.t.
  1. verlegde
  2. verlegde
  3. verlegde
  4. verlegden
  5. verlegden
  6. verlegden
v.t.t.
  1. heb verlegd
  2. hebt verlegd
  3. heeft verlegd
  4. hebben verlegd
  5. hebben verlegd
  6. hebben verlegd
v.v.t.
  1. had verlegd
  2. had verlegd
  3. had verlegd
  4. hadden verlegd
  5. hadden verlegd
  6. hadden verlegd
o.t.t.t.
  1. zal verleggen
  2. zult verleggen
  3. zal verleggen
  4. zullen verleggen
  5. zullen verleggen
  6. zullen verleggen
o.v.t.t.
  1. zou verleggen
  2. zou verleggen
  3. zou verleggen
  4. zouden verleggen
  5. zouden verleggen
  6. zouden verleggen
diversen
  1. verleg!
  2. verlegt!
  3. verlegd
  4. verleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
déplacer disloqueren; iets verplaatsen; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten opschuiven; overplaatsen; overzetten; plaats maken; standplaats veranderen; transponeren; transporteren; verplaatsen; verrijden; verschuiven; vervoeren; verzetten
transférer disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; deponeren; doorsturen; doorverbinden; overbrengen; overplaatsen; overzetten; standplaats veranderen; storten; transponeren
transposer disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; transponeren