Summary
Dutch to French: more detail...
- waggelen:
-
Wiktionary:
- waggelen → barguigner, hésiter
- waggelen → tituber, basculer, branler, se dandiner
Dutch
Detailed Translations for waggelen from Dutch to French
waggelen:
-
waggelen
tituber; chanceler-
tituber verbe (titube, titubes, titubons, titubez, titubent, titubais, titubait, titubions, titubiez, titubaient, titubai, titubas, tituba, titubâmes, titubâtes, titubèrent, tituberai, tituberas, titubera, tituberons, tituberez, tituberont)
-
chanceler verbe (chancelle, chancelles, chancelons, chancelez, chancellent, chancelais, chancelait, chancelions, chanceliez, chancelaient, chancelai, chancelas, chancela, chancelâmes, chancelâtes, chancelèrent, chancellerai, chancelleras, chancellera, chancellerons, chancellerez, chancelleront)
-
Conjugations for waggelen:
o.t.t.
- waggel
- waggelt
- waggelt
- waggelen
- waggelen
- waggelen
o.v.t.
- waggelde
- waggelde
- waggelde
- waggelden
- waggelden
- waggelden
v.t.t.
- heb gewaggeld
- hebt gewaggeld
- heeft gewaggeld
- hebben gewaggeld
- hebben gewaggeld
- hebben gewaggeld
v.v.t.
- had gewaggeld
- had gewaggeld
- had gewaggeld
- hadden gewaggeld
- hadden gewaggeld
- hadden gewaggeld
o.t.t.t.
- zal waggelen
- zult waggelen
- zal waggelen
- zullen waggelen
- zullen waggelen
- zullen waggelen
o.v.t.t.
- zou waggelen
- zou waggelen
- zou waggelen
- zouden waggelen
- zouden waggelen
- zouden waggelen
diversen
- waggel!
- waggelt!
- gewaggeld
- waggelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for waggelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
chanceler | waggelen | deinen; golven; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wankelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken |
tituber | waggelen | deinen; fluctueren; golven; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; variëren; wiegen; zwaaien; zwenken |
Wiktionary Translations for waggelen:
waggelen
Cross Translation:
verb
-
(familier, fr) hésiter, avoir de la peine à se déterminer, particulièrement quand il s’agir d’un achat, d’une affaire, d’un traité.
-
Être incertain, indécis sur le parti, sur la résolution que l’on doit prendre.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• waggelen | → tituber | ↔ stagger — to walk in an awkward, drunken fashion |
• waggelen | → basculer; tituber; branler | ↔ teeter — tilt back and forth on an edge |
• waggelen | → se dandiner | ↔ waddle — To walk with short steps, tilting the body from side to side |