Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: broodnodig

Dutch and French Search Results for: broodnodig

Summary

Dutch to French: more detail...

broodnodig:
- nécessaire; urgemment; indispensable; grand besoin; de toute nécessité; pressant; d'urgence; bon besoin; de première nécessité
Wiktionary:
- broodnodig → impératif

Dutch

Detailed Translations for broodnodig from Dutch to French

broodnodig:

broodnodig adj

broodnodig (hoognodig)
nécessaire; urgemment; indispensable; grand besoin; de toute nécessité; pressant; d'urgence; bon besoin
- nécessaire adj
- urgemment adj
- indispensable adj
- grand besoin adj
- de toute nécessité adj
- pressant adj
- d'urgence adj
- bon besoin adj
broodnodig (hard nodig)
indispensable; de première nécessité
- indispensable adj
- de première nécessité adj

Translation Matrix for broodnodig:

Noun	Related Translations	Other Translations
nécessaire		necessaire; reistas
Modifier	Related Translations	Other Translations
bon besoin	broodnodig; hoognodig
d'urgence	broodnodig; hoognodig	dringend; klemmend; met spoed; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; spoedeisend; urgent
de première nécessité	broodnodig; hard nodig	essentieel; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; wezenlijk
de toute nécessité	broodnodig; hoognodig
grand besoin	broodnodig; hoognodig
indispensable	broodnodig; hard nodig; hoognodig	benodigd; cruciaal; door de behoefte vereist; elementair; essentieel; nodig; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; vereist; wezenlijk
nécessaire	broodnodig; hoognodig	benodigd; door de behoefte vereist; nodig; noodzakelijk; noodzakelijkerwijs; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
pressant	broodnodig; hoognodig	dringend; eng; klemmend; lastig; met een groot gewicht; met spoed; moeilijk; nauw; niet makkelijk; ongemakkelijk; smal; smalletjes; spoedeisend; urgent; van geringe breedte; zwaar
urgemment	broodnodig; hoognodig

Related Words for "broodnodig":

broodnodige

Wiktionary Translations for broodnodig:

broodnodig

noun

(grammaire, fr) au singulier mode qui exprime le commandement, la prière, l’exhortation, la défense, etc.
- impératif → gebiedend; imperatief; broodnodig; hoognodig