Dutch
Detailed Translations for knuppel from Dutch to French
knuppel:
-
de knuppel (ploertendoder; knots)
le casse-tête -
de knuppel (knoet)
Translation Matrix for knuppel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
casse-tête | knots; knuppel; ploertendoder | hersenbreker; hoofdbrekens; probleem; puzzel |
gourdin | knoet; knuppel | |
knout | knoet; knuppel | |
trique | knoet; knuppel | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
casse-tête | hoofdbrekend |
Related Words for "knuppel":
Wiktionary Translations for knuppel:
knuppel form of knuppelen:
-
knuppelen
tabasser; matraquer; rouer de coups-
tabasser verbe (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, tabassent, tabassais, tabassait, tabassions, tabassiez, tabassaient, tabassai, tabassas, tabassa, tabassâmes, tabassâtes, tabassèrent, tabasserai, tabasseras, tabassera, tabasserons, tabasserez, tabasseront)
-
matraquer verbe (matraque, matraques, matraquons, matraquez, matraquent, matraquais, matraquait, matraquions, matraquiez, matraquaient, matraquai, matraquas, matraqua, matraquâmes, matraquâtes, matraquèrent, matraquerai, matraqueras, matraquera, matraquerons, matraquerez, matraqueront)
-
rouer de coups verbe
-
Conjugations for knuppelen:
o.t.t.
- knuppel
- knuppelt
- knuppelt
- knuppelen
- knuppelen
- knuppelen
o.v.t.
- knuppelde
- knuppelde
- knuppelde
- knuppelden
- knuppelden
- knuppelden
v.t.t.
- heb geknuppeld
- hebt geknuppeld
- heeft geknuppeld
- hebben geknuppeld
- hebben geknuppeld
- hebben geknuppeld
v.v.t.
- had geknuppeld
- had geknuppeld
- had geknuppeld
- hadden geknuppeld
- hadden geknuppeld
- hadden geknuppeld
o.t.t.t.
- zal knuppelen
- zult knuppelen
- zal knuppelen
- zullen knuppelen
- zullen knuppelen
- zullen knuppelen
o.v.t.t.
- zou knuppelen
- zou knuppelen
- zou knuppelen
- zouden knuppelen
- zouden knuppelen
- zouden knuppelen
en verder
- ben geknuppeld
- bent geknuppeld
- is geknuppeld
- zijn geknuppeld
- zijn geknuppeld
- zijn geknuppeld
diversen
- knuppel!
- knuppelt!
- geknuppeld
- knuppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for knuppelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
matraquer | knuppelen | |
rouer de coups | knuppelen | aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; ranselen; toetakelen |
tabasser | knuppelen | aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; bakkeleien; beuken; bonken; duelleren; hameren; in elkaar timmeren; kampen; kleunen; knokken; matten; rammen; ranselen; slaan; toetakelen; vechten |