Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. plaatsvinden:
  2. plaats vinden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for plaatsvinden from Dutch to French

plaatsvinden:

plaatsvinden [znw.] nom

  1. plaatsvinden
    l'avoir lieu; le se passer; le se dérouler; l'arriver

plaatsvinden verbe (vind plaats, vindt plaats, vond plaats, vonden plaats, plaatsgevonden)

  1. plaatsvinden (voorvallen; gebeuren; voordoen; plaats hebben; passeren)
    se passer; survenir; arriver; se produire
    • se passer verbe
    • survenir verbe (surviens, survient, survenons, survenez, )
    • arriver verbe (arrive, arrives, arrivons, arrivez, )
    • se produire verbe

Conjugations for plaatsvinden:

o.t.t.
  1. vind plaats
  2. vindt plaats
  3. vindt plaats
  4. vinden plaats
  5. vinden plaats
  6. vinden plaats
o.v.t.
  1. vond plaats
  2. vond plaats
  3. vond plaats
  4. vonden plaats
  5. vonden plaats
  6. vonden plaats
v.t.t.
  1. heb plaatsgevonden
  2. hebt plaatsgevonden
  3. heeft plaatsgevonden
  4. hebben plaatsgevonden
  5. hebben plaatsgevonden
  6. hebben plaatsgevonden
v.v.t.
  1. had plaatsgevonden
  2. had plaatsgevonden
  3. had plaatsgevonden
  4. hadden plaatsgevonden
  5. hadden plaatsgevonden
  6. hadden plaatsgevonden
o.t.t.t.
  1. zal plaatsvinden
  2. zult plaatsvinden
  3. zal plaatsvinden
  4. zullen plaatsvinden
  5. zullen plaatsvinden
  6. zullen plaatsvinden
o.v.t.t.
  1. zou plaatsvinden
  2. zou plaatsvinden
  3. zou plaatsvinden
  4. zouden plaatsvinden
  5. zouden plaatsvinden
  6. zouden plaatsvinden
diversen
  1. vind plaats!
  2. vindt plaats!
  3. plaatsgevonden
  4. plaatsvindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plaatsvinden:

NounRelated TranslationsOther Translations
arriver plaatsvinden
avoir lieu plaatsvinden
se dérouler plaatsvinden
se passer plaatsvinden
VerbRelated TranslationsOther Translations
arriver gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen aankomen; aflopen; arriveren; bedingen; bekruipen; belanden; bewerkstelligen; eindigen; finishen; fixen; gebeuren; geraken; geschieden; het gevoel krijgen; in aantocht zijn; klaarspelen; lappen; opdagen; opduiken; opkomen; overkomen; overmannen; overmeesteren; overwaaien; overweldigen; plaats hebben; plaats vinden; snel komen; terechtkomen; vergaan; verlopen; verschijnen; verstrijken; vervallen; verzeilen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; voorbijtrekken; zich aandienen; zich meester maken van; zich voordoen
avoir lieu gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; plaatsen; plaatshebben; situeren; zich afspelen
se dérouler afrollen; naar beneden rollen; omlaagrollen; ontrollen; plaatsen; situeren; uitrollen; zich afspelen
se passer gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen aflopen; gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; plaatshebben; toegaan; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorkomen; zich voordoen
se produire gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen acteren; een rol vertolken; gebeuren; geschieden; komedie spelen; optreden; performen; plaats hebben; plaats vinden; spelen; toegaan; toneelspelen; zich aanstellen
survenir gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden
- gebeuren

Synonyms for "plaatsvinden":


Related Definitions for "plaatsvinden":

  1. wat zich afspeelt1
    • er heeft een ongeluk plaatsgevonden1

Wiktionary Translations for plaatsvinden:

plaatsvinden
verb
  1. gebeuren, geschieden, plaatshebben
plaatsvinden
Cross Translation:
FromToVia
plaatsvinden être be — occur, take place
plaatsvinden se produire; avoir lieu occur — to take place
plaatsvinden arriver; se; avoir lieu occur — present itself
plaatsvinden avoir lieu; se dérouler take place — to happen

plaats vinden:

plaats vinden verbe

  1. plaats vinden (gebeuren; geschieden; plaats hebben)
    se passer; avoir lieu; se faire; arriver; survenir; se produire; advenir
    • se passer verbe
    • avoir lieu verbe
    • se faire verbe
    • arriver verbe (arrive, arrives, arrivons, arrivez, )
    • survenir verbe (surviens, survient, survenons, survenez, )
    • se produire verbe
    • advenir verbe

Translation Matrix for plaats vinden:

NounRelated TranslationsOther Translations
arriver plaatsvinden
avoir lieu plaatsvinden
se passer plaatsvinden
VerbRelated TranslationsOther Translations
advenir gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden gebeuren; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen
arriver gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden aankomen; aflopen; arriveren; bedingen; bekruipen; belanden; bewerkstelligen; eindigen; finishen; fixen; gebeuren; geraken; het gevoel krijgen; in aantocht zijn; klaarspelen; lappen; opdagen; opduiken; opkomen; overkomen; overmannen; overmeesteren; overwaaien; overweldigen; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; snel komen; terechtkomen; vergaan; verlopen; verschijnen; verstrijken; vervallen; verzeilen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; voorbijtrekken; voordoen; voorvallen; zich aandienen; zich meester maken van; zich voordoen
avoir lieu gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden plaatsen; plaatshebben; situeren; zich afspelen
se faire gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden ontstaan; plaatshebben; voortkomen; worden
se passer gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden aflopen; gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatshebben; plaatsvinden; toegaan; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen
se produire gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden acteren; een rol vertolken; gebeuren; komedie spelen; optreden; passeren; performen; plaats hebben; plaatsvinden; spelen; toegaan; toneelspelen; voordoen; voorvallen; zich aanstellen
survenir gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen