Dutch
Detailed Translations for decimeren from Dutch to French
decimeren:
-
decimeren (minder talrijk maken; dunnen)
décimer; épuiser-
décimer verbe (décime, décimes, décimons, décimez, déciment, décimais, décimait, décimions, décimiez, décimaient, décimai, décimas, décima, décimâmes, décimâtes, décimèrent, décimerai, décimeras, décimera, décimerons, décimerez, décimeront)
-
épuiser verbe (épuise, épuises, épuisons, épuisez, épuisent, épuisais, épuisait, épuisions, épuisiez, épuisaient, épuisai, épuisas, épuisa, épuisâmes, épuisâtes, épuisèrent, épuiserai, épuiseras, épuisera, épuiserons, épuiserez, épuiseront)
-
Conjugations for decimeren:
o.t.t.
- decimeer
- decimeert
- decimeert
- decimeren
- decimeren
- decimeren
o.v.t.
- decimeerde
- decimeerde
- decimeerde
- decimeerden
- decimeerden
- decimeerden
v.t.t.
- heb gedecimeerd
- hebt gedecimeerd
- heeft gedecimeerd
- hebben gedecimeerd
- hebben gedecimeerd
- hebben gedecimeerd
v.v.t.
- had gedecimeerd
- had gedecimeerd
- had gedecimeerd
- hadden gedecimeerd
- hadden gedecimeerd
- hadden gedecimeerd
o.t.t.t.
- zal decimeren
- zult decimeren
- zal decimeren
- zullen decimeren
- zullen decimeren
- zullen decimeren
o.v.t.t.
- zou decimeren
- zou decimeren
- zou decimeren
- zouden decimeren
- zouden decimeren
- zouden decimeren
en verder
- ben gedecimeerd
- bent gedecimeerd
- is gedecimeerd
- zijn gedecimeerd
- zijn gedecimeerd
- zijn gedecimeerd
diversen
- decimeer!
- decimeert!
- gedecimeerd
- decimerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for decimeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
décimer | decimeren; dunnen; minder talrijk maken | uitdunnen; wegkappen |
épuiser | decimeren; dunnen; minder talrijk maken | aan kracht inboeten; afbeulen; afjakkeren; afmatten; afsloven; moe maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; ploeteren; sappelen; slopen; sloven; uitdunnen; uitputten; verdorsten; vermoeien; verslappen; verzwakken; wegkappen; zich afsloven; zwak worden; zwakker worden; zwoegen |
French