Summary
Dutch to French: more detail...
- vergezellen:
-
Wiktionary:
- vergezellen → accompagner
- vergezellen → accompagner
Dutch
Detailed Translations for vergezellen from Dutch to French
vergezellen:
-
vergezellen (begeleiden; chaperonneren; volgen; meegaan; geleiden; escorteren; meelopen)
accompagner; conduire; escorter; mener; chaperonner-
accompagner verbe (accompagne, accompagnes, accompagnons, accompagnez, accompagnent, accompagnais, accompagnait, accompagnions, accompagniez, accompagnaient, accompagnai, accompagnas, accompagna, accompagnâmes, accompagnâtes, accompagnèrent, accompagnerai, accompagneras, accompagnera, accompagnerons, accompagnerez, accompagneront)
-
conduire verbe (conduis, conduit, conduisons, conduisez, conduisent, conduisais, conduisait, conduisions, conduisiez, conduisaient, conduisis, conduisit, conduisîmes, conduisîtes, conduisirent, conduirai, conduiras, conduira, conduirons, conduirez, conduiront)
-
escorter verbe (escorte, escortes, escortons, escortez, escortent, escortais, escortait, escortions, escortiez, escortaient, escortai, escortas, escorta, escortâmes, escortâtes, escortèrent, escorterai, escorteras, escortera, escorterons, escorterez, escorteront)
-
mener verbe (mène, mènes, menons, menez, mènent, menais, menait, menions, meniez, menaient, menai, menas, mena, menâmes, menâtes, menèrent, mènerai, mèneras, mènera, mènerons, mènerez, mèneront)
-
chaperonner verbe (chaperonne, chaperonnes, chaperonnons, chaperonnez, chaperonnent, chaperonnais, chaperonnait, chaperonnions, chaperonniez, chaperonnaient, chaperonnai, chaperonnas, chaperonna, chaperonnâmes, chaperonnâtes, chaperonnèrent, chaperonnerai, chaperonneras, chaperonnera, chaperonnerons, chaperonnerez, chaperonneront)
-
Conjugations for vergezellen:
o.t.t.
- vergezel
- vergezelt
- vergezelt
- vergezellen
- vergezellen
- vergezellen
o.v.t.
- vergezelde
- vergezelde
- vergezelde
- vergezelden
- vergezelden
- vergezelden
v.t.t.
- heb vergezeld
- hebt vergezeld
- heeft vergezeld
- hebben vergezeld
- hebben vergezeld
- hebben vergezeld
v.v.t.
- had vergezeld
- had vergezeld
- had vergezeld
- hadden vergezeld
- hadden vergezeld
- hadden vergezeld
o.t.t.t.
- zal vergezellen
- zult vergezellen
- zal vergezellen
- zullen vergezellen
- zullen vergezellen
- zullen vergezellen
o.v.t.t.
- zou vergezellen
- zou vergezellen
- zou vergezellen
- zouden vergezellen
- zouden vergezellen
- zouden vergezellen
diversen
- vergezel!
- vergezelt!
- vergezeld
- vergezellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
vergezellen (escorte; begeleiding)
Translation Matrix for vergezellen:
Wiktionary Translations for vergezellen:
vergezellen
Cross Translation:
verb
-
met iemand meegaan
- vergezellen → accompagner
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vergezellen | → accompagner | ↔ accompany — to attend as a companion |