Dutch
Detailed Translations for afspelen from Dutch to French
afspelen:
-
afspelen
faire jouer-
faire jouer verbe
-
-
afspelen
-
afspelen
Conjugations for afspelen:
o.t.t.
- speel af
- speelt af
- speelt af
- spelen af
- spelen af
- spelen af
o.v.t.
- speelde af
- speelde af
- speelde af
- speelden af
- speelden af
- speelden af
v.t.t.
- heb afgespeeld
- hebt afgespeeld
- heeft afgespeeld
- hebben afgespeeld
- hebben afgespeeld
- hebben afgespeeld
v.v.t.
- had afgespeeld
- had afgespeeld
- had afgespeeld
- hadden afgespeeld
- hadden afgespeeld
- hadden afgespeeld
o.t.t.t.
- zal afspelen
- zult afspelen
- zal afspelen
- zullen afspelen
- zullen afspelen
- zullen afspelen
o.v.t.t.
- zou afspelen
- zou afspelen
- zou afspelen
- zouden afspelen
- zouden afspelen
- zouden afspelen
diversen
- speel af!
- speelt af!
- afgespeeld
- afspelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afspelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lecture | afspelen | geloofsleer; lectuur; leer; leerstelling; leerstuk; leesbeurt; leesvoer; lering; lezen; lezing; versie; voorlezing |
Verb | Related Translations | Other Translations |
faire jouer | afspelen | |
lire | afspelen | aflezen; bestuderen; bijeen lezen; hardoplezen; lezen; uitlezen; voorlezen |
Wiktionary Translations for afspelen:
afspelen
Cross Translation:
verb
-
afdraaien
- afspelen → jouer
-
tot het einde toe spelen
- afspelen → jouer jusqu'au bout
-
iets door veelvuldig bespelen bederven en onbruikbaar maken
- afspelen → user
-
zich ~: gebeuren
- afspelen → se produire
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afspelen | → mettre; lancer; tourner; jouer | ↔ play — use a device to hear (a recording) |
Afspelen:
Translation Matrix for Afspelen:
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Lecture | Afspelen |