Dutch
Detailed Translations for enteren from Dutch to French
enteren:
-
enteren
aborder; prendre d'assaut; prendre à l'abordage-
aborder verbe (aborde, abordes, abordons, abordez, abordent, abordais, abordait, abordions, abordiez, abordaient, abordai, abordas, aborda, abordâmes, abordâtes, abordèrent, aborderai, aborderas, abordera, aborderons, aborderez, aborderont)
-
prendre d'assaut verbe
-
prendre à l'abordage verbe
-
Conjugations for enteren:
o.t.t.
- enter
- entert
- entert
- enteren
- enteren
- enteren
o.v.t.
- enterde
- enterde
- enterde
- enterden
- enterden
- enterden
v.t.t.
- heb geënterd
- hebt geënterd
- heeft geënterd
- hebben geënterd
- hebben geënterd
- hebben geënterd
v.v.t.
- had geënterd
- had geënterd
- had geënterd
- hadden geënterd
- hadden geënterd
- hadden geënterd
o.t.t.t.
- zal enteren
- zult enteren
- zal enteren
- zullen enteren
- zullen enteren
- zullen enteren
o.v.t.t.
- zou enteren
- zou enteren
- zou enteren
- zouden enteren
- zouden enteren
- zouden enteren
en verder
- ben geënterd
- bent geënterd
- is geënterd
- zijn geënterd
- zijn geënterd
- zijn geënterd
diversen
- enter!
- entert!
- geënterd
- enterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for enteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aborder | enteren | aankaarten; aanknopen; aanleggen; aanmeren; aanroepen; aansnijden; aanvoeren; aflopen; afmeren; een voorstel doen; entameren; gesprek aanknopen; meren; naar voren brengen; naderen; op tafel leggen; openen; opmerken; opperen; opwerpen; praaien; raken; starten; te berde brengen; tegemoetkomen; ter sprake brengen; terechtkomen; toenaderen; toeroepen; treffen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vergaan; verlopen; verstrijken; vertellen; vervallen; verwoorden; voorbijgaan; zeggen |
prendre d'assaut | enteren | aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; overvallen |
prendre à l'abordage | enteren |
French