Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. teleurgesteld:
  2. teleurstellen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for teleurgesteld from Dutch to French

teleurgesteld:

teleurgesteld adj

  1. teleurgesteld (sip; betrokken; beteuterd)

Translation Matrix for teleurgesteld:

NounRelated TranslationsOther Translations
couvert bestek; couvert; dekmantel; eetgerei; enveloppe; maaltijdgang; omslag; wikkel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
couvert beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld afgedekt; bedekt; bewolkt; gecovered; gedekt; gezekerd; onderhuids; overdekt; overkapt; sluimerend; verborgen; verborgen aanwezig zijn; verkapt; verkleed; vermomd; volgebouwd
déconcerté beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld bedremmeld; beduusd; beteuterd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verschrikt; verstomd; verwonderd
dépité beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld
déçu beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld wijsgemaakt

Related Words for "teleurgesteld":

  • teleurgestelde

Wiktionary Translations for teleurgesteld:


Cross Translation:
FromToVia
teleurgesteld déçu disappointed — defeated of hope or expectation
teleurgesteld déçu enttäuscht — negativ überrascht, eine schlechte Erfahrung machend

teleurgesteld form of teleurstellen:

teleurstellen verbe (stel teleur, stelt teleur, stelde teleur, stelden teleur, teleurgesteld)

  1. teleurstellen (ontgoochelen; frustreren; tegenvallen; )
    décevoir; désillusionner; frustrer
    • décevoir verbe (déçois, déçoit, décevons, décevez, )
    • désillusionner verbe (désillusionne, désillusionnes, désillusionnons, désillusionnez, )
    • frustrer verbe (frustre, frustres, frustrons, frustrez, )
  2. teleurstellen (vertrouwen schenden; beschamen)
    décevoir; trahir la confiance; tromper
    • décevoir verbe (déçois, déçoit, décevons, décevez, )
    • tromper verbe (trompe, trompes, trompons, trompez, )

Conjugations for teleurstellen:

o.t.t.
  1. stel teleur
  2. stelt teleur
  3. stelt teleur
  4. stellen teleur
  5. stellen teleur
  6. stellen teleur
o.v.t.
  1. stelde teleur
  2. stelde teleur
  3. stelde teleur
  4. stelden teleur
  5. stelden teleur
  6. stelden teleur
v.t.t.
  1. heb teleurgesteld
  2. hebt teleurgesteld
  3. heeft teleurgesteld
  4. hebben teleurgesteld
  5. hebben teleurgesteld
  6. hebben teleurgesteld
v.v.t.
  1. had teleurgesteld
  2. had teleurgesteld
  3. had teleurgesteld
  4. hadden teleurgesteld
  5. hadden teleurgesteld
  6. hadden teleurgesteld
o.t.t.t.
  1. zal teleurstellen
  2. zult teleurstellen
  3. zal teleurstellen
  4. zullen teleurstellen
  5. zullen teleurstellen
  6. zullen teleurstellen
o.v.t.t.
  1. zou teleurstellen
  2. zou teleurstellen
  3. zou teleurstellen
  4. zouden teleurstellen
  5. zouden teleurstellen
  6. zouden teleurstellen
en verder
  1. ben teleurgesteld
  2. bent teleurgesteld
  3. is teleurgesteld
  4. zijn teleurgesteld
  5. zijn teleurgesteld
  6. zijn teleurgesteld
diversen
  1. stel teleur!
  2. stelt teleur!
  3. teleurgesteld
  4. teleurstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for teleurstellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
décevoir afvallen; benadelen; beschamen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen; vertrouwen schenden afknappen; afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; er vanaf breken; falsificeren; kopiëren; misleiden; nabootsen; namaken; oplichten; te kort schieten; tegenvallen; vervalsen; zwendelen
désillusionner afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen desillusioneren; nuchter worden; ontnuchteren
frustrer afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen dwarsbomen; dwarsliggen; falsificeren; kopiëren; nabootsen; namaken; tegenwerken; vervalsen
trahir la confiance beschamen; teleurstellen; vertrouwen schenden
tromper beschamen; teleurstellen; vertrouwen schenden afbakenen; afpalen; afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; begrenzen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; falsificeren; foppen; in de maling nemen; kopiëren; misleiden; nabootsen; namaken; neppen; omlijnen; oplichten; te pakken nemen; tillen; verneuken; vervalsen; voor de gek houden; vreemdgaan; zwendelen

Wiktionary Translations for teleurstellen:

teleurstellen
verb
  1. iemand op onaangename wijze verrassen, vaak door een belofte niet na te komen
teleurstellen
Cross Translation:
FromToVia
teleurstellen désappointer; décevoir disappoint — to displease
teleurstellen désappointer; décevoir; frustrer; trahir enttäuschen — eine Hoffnung, ein Wunsch oder eine Erwartung nicht erfüllen oder zerstören

Related Translations for teleurgesteld