Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. inkoop:
  2. inkopen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inkoop from Dutch to French

inkoop:

inkoop [de ~ (m)] nom

  1. de inkoop
    l'achat

Translation Matrix for inkoop:

NounRelated TranslationsOther Translations
achat inkoop aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; afname; boodschap; koop; kopen; verkrijging; verwerving

Wiktionary Translations for inkoop:

inkoop
Cross Translation:
FromToVia
inkoop achats procurement — purchasing department of a company

inkoop form of inkopen:

inkopen verbe (koop in, koopt in, kocht in, kochten in, ingekocht)

  1. inkopen (winkelen; boodschappen doen; inslaan; inkopen doen)
    emmagasiner; faire provision de
    • emmagasiner verbe (emmagasine, emmagasines, emmagasinons, emmagasinez, )

Conjugations for inkopen:

o.t.t.
  1. koop in
  2. koopt in
  3. koopt in
  4. kopen in
  5. kopen in
  6. kopen in
o.v.t.
  1. kocht in
  2. kocht in
  3. kocht in
  4. kochten in
  5. kochten in
  6. kochten in
v.t.t.
  1. heb ingekocht
  2. hebt ingekocht
  3. heeft ingekocht
  4. hebben ingekocht
  5. hebben ingekocht
  6. hebben ingekocht
v.v.t.
  1. had ingekocht
  2. had ingekocht
  3. had ingekocht
  4. hadden ingekocht
  5. hadden ingekocht
  6. hadden ingekocht
o.t.t.t.
  1. zal inkopen
  2. zult inkopen
  3. zal inkopen
  4. zullen inkopen
  5. zullen inkopen
  6. zullen inkopen
o.v.t.t.
  1. zou inkopen
  2. zou inkopen
  3. zou inkopen
  4. zouden inkopen
  5. zouden inkopen
  6. zouden inkopen
diversen
  1. koop in!
  2. koopt in!
  3. ingekocht
  4. inkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inkopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
- boodschappen
VerbRelated TranslationsOther Translations
emmagasiner boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen bewaren; deponeren; opslaan
faire provision de boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen

Wiktionary Translations for inkopen:

inkopen
verb
  1. Tous sens
  2. Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général).

Related Translations for inkoop