Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. verbrassen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verbrassen from Dutch to French

verbrassen:

verbrassen verbe (verbras, verbrast, verbraste, verbrasten, verbrast)

  1. verbrassen (verspillen; verkwanselen; verkwisten; verkopen; verboemelen)
    claquer son argent; gâcher; gaspiller; dilapider; dépenser follement; jeter
    • gâcher verbe (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • gaspiller verbe (gaspille, gaspilles, gaspillons, gaspillez, )
    • dilapider verbe (dilapide, dilapides, dilapidons, dilapidez, )
    • jeter verbe (jette, jettes, jetons, jetez, )

Conjugations for verbrassen:

o.t.t.
  1. verbras
  2. verbrast
  3. verbrast
  4. verbrassen
  5. verbrassen
  6. verbrassen
o.v.t.
  1. verbraste
  2. verbraste
  3. verbraste
  4. verbrasten
  5. verbrasten
  6. verbrasten
v.t.t.
  1. heb verbrast
  2. hebt verbrast
  3. heeft verbrast
  4. hebben verbrast
  5. hebben verbrast
  6. hebben verbrast
v.v.t.
  1. had verbrast
  2. had verbrast
  3. had verbrast
  4. hadden verbrast
  5. hadden verbrast
  6. hadden verbrast
o.t.t.t.
  1. zal verbrassen
  2. zult verbrassen
  3. zal verbrassen
  4. zullen verbrassen
  5. zullen verbrassen
  6. zullen verbrassen
o.v.t.t.
  1. zou verbrassen
  2. zou verbrassen
  3. zou verbrassen
  4. zouden verbrassen
  5. zouden verbrassen
  6. zouden verbrassen
diversen
  1. verbras!
  2. verbrast!
  3. verbrast
  4. verbrassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verbrassen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
claquer son argent verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen belenen; opmaken; potverteren; verpanden; verpatsen; versjacheren
dilapider verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen
dépenser follement verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen belenen; opmaken; potverteren; verdoen; verpanden; verpatsen; verspillen
gaspiller verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen bederven; belenen; opmaken; potverteren; stukmaken; verbeuzelen; verbroddelen; verdoen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verlummelen; verpanden; verpatsen; verpesten; versjacheren; verspillen; verzieken
gâcher verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen aanklooien; aanrommelen; aanrotzooien; bederven; corrumperen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; ontbinden; prutsen; rotten; rotzooien; scharrelen; schiften; stukmaken; stuntelen; verbroddelen; verderven; verdoen; vergaan; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verloederen; verpesten; verprutsen; verrotten; verslonzen; verspillen; verteren; verzieken; verzuren; wegrotten; zuur worden
jeter verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen afdanken; afsmijten; afwerpen; ecarteren; eraf schoppen; gooien; kogelen; losgooien; loswerpen; naar beneden gooien; naar beneden werpen; neergooien; neerwerpen; omlaag werpen; omlaagwerpen; op de grond gooien; slingeren; smijten; toewerpen; weggooien; wegsmijten

Wiktionary Translations for verbrassen:


Cross Translation:
FromToVia
verbrassen gâcher; gaspiller; dilapider squander — to waste