Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: klus

Dutch and French Search Results for: klus

Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. klussen:
  2. Wiktionary:

Dutch

Detailed Translations for klus from Dutch to French

klussen:

klussen verbe (klus, klust, kluste, klusten, geklust)

  1. klussen (klusje opknappen)
    bricoler
    • bricoler verbe (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )

Conjugations for klussen:

o.t.t.
  1. klus
  2. klust
  3. klust
  4. klussen
  5. klussen
  6. klussen
o.v.t.
  1. kluste
  2. kluste
  3. kluste
  4. klusten
  5. klusten
  6. klusten
v.t.t.
  1. heb geklust
  2. hebt geklust
  3. heeft geklust
  4. hebben geklust
  5. hebben geklust
  6. hebben geklust
v.v.t.
  1. had geklust
  2. had geklust
  3. had geklust
  4. hadden geklust
  5. hadden geklust
  6. hadden geklust
o.t.t.t.
  1. zal klussen
  2. zult klussen
  3. zal klussen
  4. zullen klussen
  5. zullen klussen
  6. zullen klussen
o.v.t.t.
  1. zou klussen
  2. zou klussen
  3. zou klussen
  4. zouden klussen
  5. zouden klussen
  6. zouden klussen
diversen
  1. klus!
  2. klust!
  5. geklust
  6. klussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klussen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bricoler klussen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bricoler klusje opknappen; klussen aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; broddelen; dokteren; fröbelen; knoeien; knutselen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; prutsen; rommelen; rondhangen; rotzooien; scharrelen; sleutelen


Wiktionary Translations for klus:

klus

Related Translations for klus







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0207 seconds
Page rendered in 1.0 seconds