Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. bezemen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bezemen from Dutch to French

bezemen:

bezemen verbe (bezem, bezemt, bezemde, bezemden, gebezemd)

  1. bezemen
    balayer
    • balayer verbe (balaye, balayes, balayons, balayez, )

Conjugations for bezemen:

o.t.t.
  1. bezem
  2. bezemt
  3. bezemt
  4. bezemen
  5. bezemen
  6. bezemen
o.v.t.
  1. bezemde
  2. bezemde
  3. bezemde
  4. bezemden
  5. bezemden
  6. bezemden
v.t.t.
  1. heb gebezemd
  2. hebt gebezemd
  3. heeft gebezemd
  4. hebben gebezemd
  5. hebben gebezemd
  6. hebben gebezemd
v.v.t.
  1. had gebezemd
  2. had gebezemd
  3. had gebezemd
  4. hadden gebezemd
  5. hadden gebezemd
  6. hadden gebezemd
o.t.t.t.
  1. zal bezemen
  2. zult bezemen
  3. zal bezemen
  4. zullen bezemen
  5. zullen bezemen
  6. zullen bezemen
o.v.t.t.
  1. zou bezemen
  2. zou bezemen
  3. zou bezemen
  4. zouden bezemen
  5. zouden bezemen
  6. zouden bezemen
diversen
  1. bezem!
  2. bezemt!
  3. gebezemd
  4. bezemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bezemen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
balayer bezemen afvegen; begeleiden; leiden; meevoeren; opvegen; ruimen; uitgommen; uitroeien; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vagen; vegen; vlakken; voeren; wegvagen; wegvegen; wissen

Wiktionary Translations for bezemen:

bezemen