Dutch
Detailed Translations for inhaken from Dutch to French
inhaken:
-
inhaken
accrocher; agrafer-
accrocher verbe (accroche, accroches, accrochons, accrochez, accrochent, accrochais, accrochait, accrochions, accrochiez, accrochaient, accrochai, accrochas, accrocha, accrochâmes, accrochâtes, accrochèrent, accrocherai, accrocheras, accrochera, accrocherons, accrocherez, accrocheront)
-
agrafer verbe (agrafe, agrafes, agrafons, agrafez, agrafent, agrafais, agrafait, agrafions, agrafiez, agrafaient, agrafai, agrafas, agrafa, agrafâmes, agrafâtes, agrafèrent, agraferai, agraferas, agrafera, agraferons, agraferez, agraferont)
-
Conjugations for inhaken:
o.t.t.
- haak in
- haakt in
- haakt in
- haken in
- haken in
- haken in
o.v.t.
- haakte in
- haakte in
- haakte in
- haakten in
- haakten in
- haakten in
v.t.t.
- heb ingehaakt
- hebt ingehaakt
- heeft ingehaakt
- hebben ingehaakt
- hebben ingehaakt
- hebben ingehaakt
v.v.t.
- had ingehaakt
- had ingehaakt
- had ingehaakt
- hadden ingehaakt
- hadden ingehaakt
- hadden ingehaakt
o.t.t.t.
- zal inhaken
- zult inhaken
- zal inhaken
- zullen inhaken
- zullen inhaken
- zullen inhaken
o.v.t.t.
- zou inhaken
- zou inhaken
- zou inhaken
- zouden inhaken
- zouden inhaken
- zouden inhaken
diversen
- haak in!
- haakt in!
- ingehaakt
- inhakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inhaken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
accrocher | inhaken | aanhaken; aanhangen; aankoppelen; aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op; vasthaken; vastkoppelen |
agrafer | inhaken | aanhaken; aanhechten; aankoppelen; bevestigen; ergens aan bevestigen; nieten; vasthaken; vastkoppelen; vastmaken; vastnieten; vastzetten |