Summary
Dutch
Detailed Translations for gehouden from Dutch to French
gehouden:
-
gehouden (aansprakelijk; verantwoordelijk)
Translation Matrix for gehouden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
responsable | aanvoerder; directeur; hoofd; hoofdman; leider | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
responsable | aansprakelijk; gehouden; verantwoordelijk | toerekeningsvatbaar; verantwoordelijk |
Related Words for "gehouden":
gehouden form of houden:
-
houden (geen afstand doen van; achterhouden; inhouden)
retenir; garder-
retenir verbe (retiens, retient, retenons, retenez, retiennent, retenais, retenait, retenions, reteniez, retenaient, retins, retint, retînmes, retîntes, retinrent, retiendrai, retiendras, retiendra, retiendrons, retiendrez, retiendront)
-
garder verbe (garde, gardes, gardons, gardez, gardent, gardais, gardait, gardions, gardiez, gardaient, gardai, gardas, garda, gardâmes, gardâtes, gardèrent, garderai, garderas, gardera, garderons, garderez, garderont)
-
Conjugations for houden:
o.t.t.
- houd
- houdt
- houdt
- houden
- houden
- houden
o.v.t.
- hield
- hield
- hield
- hielden
- hielden
- hielden
v.t.t.
- heb gehouden
- hebt gehouden
- heeft gehouden
- hebben gehouden
- hebben gehouden
- hebben gehouden
v.v.t.
- had gehouden
- had gehouden
- had gehouden
- hadden gehouden
- hadden gehouden
- hadden gehouden
o.t.t.t.
- zal houden
- zult houden
- zal houden
- zullen houden
- zullen houden
- zullen houden
o.v.t.t.
- zou houden
- zou houden
- zou houden
- zouden houden
- zouden houden
- zouden houden
diversen
- houd!
- houdt!
- gehouden
- houdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
houden (vasthouden)
Translation Matrix for houden:
Synonyms for "houden":
Antonyms for "houden":
Related Definitions for "houden":
Wiktionary Translations for houden:
houden
Cross Translation:
verb
houden
-
niet laten varen, het bezit ervan niet verliezen
- houden → tenir
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• houden | → manier; manipuler | ↔ handle — to use or hold with the hand |
• houden | → tenir; serrer | ↔ hold — to grasp |
• houden | → garder | ↔ keep — to maintain possession of |
• houden | → conserver; garder | ↔ keep — to maintain the condition of; to preserve |