Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. terugdringen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for terugdringen from Dutch to French

terugdringen:

terugdringen verbe (dring terug, dringt terug, drong terug, drongen terug, teruggedrongen)

  1. terugdringen (terugdrijven)
    repousser; refouler
    • repousser verbe (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • refouler verbe (refoule, refoules, refoulons, refoulez, )

Conjugations for terugdringen:

o.t.t.
  1. dring terug
  2. dringt terug
  3. dringt terug
  4. dringen terug
  5. dringen terug
  6. dringen terug
o.v.t.
  1. drong terug
  2. drong terug
  3. drong terug
  4. drongen terug
  5. drongen terug
  6. drongen terug
v.t.t.
  1. heb teruggedrongen
  2. hebt teruggedrongen
  3. heeft teruggedrongen
  4. hebben teruggedrongen
  5. hebben teruggedrongen
  6. hebben teruggedrongen
v.v.t.
  1. had teruggedrongen
  2. had teruggedrongen
  3. had teruggedrongen
  4. hadden teruggedrongen
  5. hadden teruggedrongen
  6. hadden teruggedrongen
o.t.t.t.
  1. zal terugdringen
  2. zult terugdringen
  3. zal terugdringen
  4. zullen terugdringen
  5. zullen terugdringen
  6. zullen terugdringen
o.v.t.t.
  1. zou terugdringen
  2. zou terugdringen
  3. zou terugdringen
  4. zouden terugdringen
  5. zouden terugdringen
  6. zouden terugdringen
en verder
  1. ben teruggedrongen
  2. bent teruggedrongen
  3. is teruggedrongen
  4. zijn teruggedrongen
  5. zijn teruggedrongen
  6. zijn teruggedrongen
diversen
  1. dring terug!
  2. dringt terug!
  3. teruggedrongen
  4. terugdringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugdringen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
refouler terugdrijven; terugdringen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; gevoelens verdringen; in bedwang houden; inmaken; inpekelen; intomen; inzouten; matigen; onderdrukken; ophopen; opkroppen; opstapelen; opzouten; terughouden; verdringen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegebben; wegschuiven; wegsteken; wegstoppen
repousser terugdrijven; terugdringen abstineren; afduwen; afhouden; afketsen; afkeuren; afnemen; afschepen; afschrikken; afslaan; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; afzonderen; bang maken; bedanken; buitensluiten; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; onthouden; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; terughouden; terugwijzen; uitsluiten; uitstellen; verdedigen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verweren; verwerpen; verwijderen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegstemmen; wegsturen; wegwerken; weren